English-Dutch dictionary »

bull meaning in Dutch

EnglishDutch
bull [bulls] (large, strong man)
noun
[UK: bʊl]
[US: ˈbʊl]

beer [beren]substantief
{m}

kolossubstantief
{m}

bull (male)
adjective
[UK: bʊl]
[US: ˈbʊl]

mannetjes-bijvoeglijk naamwoord

stieren-bijvoeglijk naamwoord

bull [bulls] (nonsense)
noun
[UK: bʊl]
[US: ˈbʊl]

klinkklare onzinsubstantief
{m}

nonsenssubstantief
{m}

onzinsubstantief
{m}

bull [bulls] (seal)
noun
[UK: bʊl]
[US: ˈbʊl]

zegelsubstantief
{n}

bull [bulls] (slang: policeman)
noun
[UK: bʊl]
[US: ˈbʊl]

fliksubstantief
{m} {f}

bull [bulls] (uncastrated adult male bovine)
noun
[UK: bʊl]
[US: ˈbʊl]

bulsubstantief
{m}

stiersubstantief
{m}

bull market (state of stock market)
noun
[UK: bʊl ˈmɑːkɪt]
[US: ˈbʊl ˈmɑːrkət]

stierenmarktsubstantief
{f}

bull run (event in which people run with bulls in the streets)
noun

stierenrennensubstantief
{n}

bull shark (Carcharhinus leucas)
noun

stierhaaisubstantief
{m}

bulldog [bulldogs] (breed of dog)
noun
[UK: ˈbʊl.dɒɡ]
[US: ˈbʊl.ˌdɔːɡ]

buldogsubstantief
{m}

bulldozer [bulldozers] (tractor)
noun
[UK: ˈbʊl.dəʊ.zə(r)]
[US: ˈbʊldo.ʊ.zə(r)]

laadschopsubstantief
{m} {f}

bullet [bullets] (projectile)
noun
[UK: ˈbʊ.lɪt]
[US: ˈbʊ.lət]

kogelsubstantief
{m}

bullet hole (wound)
noun

kogelgatsubstantief
{n}

bullet point (symbol that marks each item in a bullet list)
noun

opsommingstekensubstantief
{n}

bulleted list (list)
noun

lijst met opsommingstekenssubstantief
{f}

opsommingslijstsubstantief
{f}

bulletin board system (computer system to exchange messages and data)
noun

bulletin board systemsubstantief
{n}

bulletproof (capable of withstanding a bullet)
adjective
[UK: ˈbʊ.lɪt.pruːf]
[US: ˈbʊ.lət.ˌpruːf]

kogelvrijbijvoeglijk naamwoord

bullfight [bullfights] noun
[UK: ˈbʊl.faɪt]
[US: ˈbʊl.ˌfaɪt]

stiergevechtensubstantief

bullfighter (a toreador or matador)
noun
[UK: ˈbʊl.faɪ.tə(r)]
[US: ˈbʊl.ˌfaɪ.tər]

torerosubstantief
{m}

bullfighting noun
[UK: ˈbʊl.faɪt.ɪŋ]
[US: ˈbʊl.ˌfaɪt.ɪŋ]

stierenvechtensubstantief
{n}

bullfinch [bullfinches] (Pyrrhula pyrrhula)
noun
[UK: ˈbʊl.fɪntʃ]
[US: ˈbʊl.fɪntʃ]

goudvinksubstantief
{m}

bullfrog [bullfrogs] noun
[UK: ˈbʊl.frɒɡ]
[US: ˈbʊl.ˌfrɑːɡ]

brulkikkersubstantief
{m}

bully [bullied, bullying, bullies] (to intimidate)
verb
[UK: ˈbʊ.li]
[US: ˈbʊ.li]

jennenwerkwoord

pestenwerkwoord

treiterenwerkwoord

bully [bullies] (a person who is intentionally cruel to others)
noun
[UK: ˈbʊ.li]
[US: ˈbʊ.li]

pestkopsubstantief
{m}

treiteraarsubstantief
{m}

wreedaardsubstantief
{m} {f}

bullion (bulk quantity of precious metal)
noun
[UK: ˈbʊ.lɪən]
[US: ˈbʊ.ljən]

goudstaafsubstantief

staafsubstantief

zilverstaafsubstantief

bulllike adjective

stierachtigbijvoeglijk naamwoord

bullock's heart (fruit)
noun

custardappelsubstantief
{m}

bullpen [bullpens] (open seating arrangement in an office)
noun
[UK: ˈbʊl.ˌpen]
[US: ˈbʊl.ˌpen]

kantoortuinsubstantief

12