Engels-Nederlands woordenboek »

suspect betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
suspect [suspected, suspecting, suspects] (believe to be guilty)
verb
[UK: sə.ˈspekt]
[US: sə.ˈspekt]

verdenkenwerkwoord

suspect [suspected, suspecting, suspects] (distrust, have doubts about)
verb
[UK: sə.ˈspekt]
[US: sə.ˈspekt]

betwijfelenwerkwoord

twijfelen aanwerkwoord

wantrouwenwerkwoord

suspect [suspected, suspecting, suspects] (have suspicion)
verb
[UK: sə.ˈspekt]
[US: sə.ˈspekt]

iets verdacht vindenwerkwoord

suspect [suspected, suspecting, suspects] (imagine or suppose to be true, without proof)
verb
[UK: sə.ˈspekt]
[US: sə.ˈspekt]

vermoedenwerkwoord

suspect [suspects] (person suspected of something)
noun
[UK: sə.ˈspekt]
[US: sə.ˈspekt]

verdachtesubstantief
{m} {f}

prime suspect (most likely suspect)
noun

hoofdverdachtesubstantief
{m} {f}

unsuspecting adjective
[UK: ˌʌn.sə.ˈspekt.ɪŋ]
[US: ˌʌn.sə.ˈspekt.ɪŋ]

nietsvermoedendbijvoeglijk naamwoord