Engels-Nederlands woordenboek »

spread betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
spread [spread, spread, spreading, spreads] ((intransitive) to take up a larger area, expand)
verb
[UK: spred]
[US: ˈspred]

verbredenwerkwoord

vergrotenwerkwoord

verwijdenwerkwoord

spread [spreads] (food designed to be spread)
noun
[UK: spred]
[US: ˈspred]

pastasubstantief

spread [spread, spread, spreading, spreads] (to disperse, scatter)
verb
[UK: spred]
[US: ˈspred]

uitstrooienwerkwoord

spread [spread, spread, spreading, spreads] (to extend, stretch out (limbs etc))
verb
[UK: spred]
[US: ˈspred]

strekkenwerkwoord

stretchenwerkwoord

uitspreidenwerkwoord

spread [spread, spread, spreading, spreads] (to smear, distribute in a thin layer)
verb
[UK: spred]
[US: ˈspred]

besmerenwerkwoord

bestrijkenwerkwoord

smerenwerkwoord

uitsmerenwerkwoord

spread [spread, spread, spreading, spreads] (to stretch out, expand)
verb
[UK: spred]
[US: ˈspred]

spreidenwerkwoord

uitbreidenwerkwoord

uitstrekkenwerkwoord

verbreidenwerkwoord

verspreidenwerkwoord

spread like wildfire (spread or disseminate rapidly or uncontrollably)
verb
[UK: spred ˈlaɪk ˈwaɪld.faɪə(r)]
[US: ˈspred ˈlaɪk ˈwaɪld.ˌfaɪər]

als een lopend vuurtjewerkwoord
{n}

spread out verb
[UK: spred ˈaʊt]
[US: ˈspred ˈaʊt]

uitspreidenwerkwoord

spreadable adjective
[UK: ˈsprɛdəbl ]
[US: ˈsprɛdəbl ]

smeuïgbijvoeglijk naamwoord

spreader [spreaders] (horizontal spar attached to the mast of a sailboat in order to extend the shrouds)
noun
[UK: ˈspre.də(r)]
[US: ˈspre.dər]

rasubstantief
{m} {f}

spreadsheet [spreadsheets] (computer application)
noun
[UK: ˈspred.ʃiːt]
[US: ˈspred.ˌʃit]

rekenbladsubstantief
{n}

spreadsheetsubstantief
{m} {f} {n}

chocolate spread (a chocolate-flavored pasted)
noun

chocosubstantief

chocoladepastasubstantief

chocopastasubstantief

widespread (affecting a large area)
adjective
[UK: ˈwaɪd.spred]
[US: ˈwaɪd.ˈspred]

wijdverspreidbijvoeglijk naamwoord