Engels-Nederlands woordenboek »

spent betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
spent (used up)
adjective
[UK: spent]
[US: ˈspent]

uitgeputbijvoeglijk naamwoord

vermoeidbijvoeglijk naamwoord

spend [spent, spent, spending, spends] (to consume, to use up (time))
verb
[UK: spend]
[US: ˈspend]

bestedenwerkwoord

doorbrengenwerkwoord

spend [spent, spent, spending, spends] (to pay out)
verb
[UK: spend]
[US: ˈspend]

spenderenwerkwoord

uitgevenwerkwoord

spend [spent, spent, spending, spends] (to wear out, to exhaust)
verb
[UK: spend]
[US: ˈspend]

opgebruikt rakenwerkwoord