Engels-Nederlands woordenboek »

spar betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
spar [spars] (nautical: linear object used as a mast, sprit, yard, boom, pole or gaff)
noun
[UK: spɑː(r)]
[US: ˈspɑːr]

rondhoutsubstantief
{n}

spar [sparred, sparring, spars] (to fight, especially as practice for martial arts or hand-to-hand combat)
verb
[UK: spɑː(r)]
[US: ˈspɑːr]

sparrenwerkwoord

spare [spared, sparing, spares] (to reserve from occupation, use or duty)
verb
[UK: speə(r)]
[US: ˈsper]

sparenwerkwoord

spare part (component kept in reserve)
noun
[UK: speə(r) pɑːt]
[US: ˈsper ˈpɑːrt]

reservedeelsubstantief
{n}

reserveonderdeelsubstantief
{n}

wisselstuksubstantief
{n}

spare the rod and spoil the child (if one does not discipline a child he or she will never learn respect or humility)
phrase
[UK: speə(r) ðə rɒd ənd spɔɪl ðə tʃaɪld]
[US: ˈsper ðə ˈrɑːd ænd ˌspɔɪl ðə ˈtʃaɪld]

stinkende wondenphrase

zachte heelmeestersphrase

spare tyre (extra tyre)
noun
[UK: speə(r) ˈtaɪə(r)]
[US: ˈsper ˈtaɪr]

reservewielsubstantief
{n}

sparge [sparged, sparging, sparges] (to sprinkle or spray)
verb
[UK: spɑːdʒ]
[US: spɑːrdʒ]

sprenkelenwerkwoord

sparingly (in a sparing manner)
adverb
[UK: ˈspeə.rɪŋ.li]
[US: ˈspe.rɪŋ.li]

spaarzaambijwoord

spark [sparks] (particle of glowing matter)
noun
[UK: spɑːk]
[US: ˈspɑːrk]

spranksubstantief
{f}

vonksubstantief
{f}

vuurspranksubstantief
{f}

spark plug (part of an internal combustion engine)
noun
[UK: spɑːk plʌɡ]
[US: ˈspɑːrk ˈpləɡ]

bougiesubstantief
{c}

sparkler [sparklers] (hand-held firework)
noun
[UK: ˈspɑː.klə(r)]
[US: ˈspɑːr.klər]

sterretjesubstantief
{n}

sparkling wine (effervescent wine)
noun
[UK: ˈspɑːk.l̩.ɪŋ waɪn]
[US: ˈspɑːrk.l̩.ɪŋ ˈwaɪn]

bubbelwijnsubstantief
{m}

mousserende wijnsubstantief
{m}

schuimwijnsubstantief
{m}

sparrow [sparrows] (bird of the family Emberizidae)
noun
[UK: ˈspæ.rəʊ]
[US: ˈspero.ʊ]

gorssubstantief
{m} {f}

sparrow [sparrows] (bird of the family Passeridae)
noun
[UK: ˈspæ.rəʊ]
[US: ˈspero.ʊ]

huismussubstantief
{f}

mussubstantief
{m} {f}

sparse [sparser, sparsest] (having widely spaced intervals)
adjective
[UK: spɑːs]
[US: ˈspɑːrs]

verspreidbijvoeglijk naamwoord

sparse [sparser, sparsest] (not dense; meager)
adjective
[UK: spɑːs]
[US: ˈspɑːrs]

dunbijvoeglijk naamwoord

magerbijvoeglijk naamwoord

schaarsbijvoeglijk naamwoord

Sparta (ancient city-state in southern Greece)
proper noun
[UK: ˈspɑː.tə]
[US: ˈspɑːr.tə]

Spartaeigennam

Spartacus (Thracian name)
proper noun
[UK: ˈspɑː.təkəs]
[US: ˈspɑːr.təkəs]

Spartacuseigennam

spartan (austere, lacking luxury)
adjective
[UK: ˈspɑːt.n̩]
[US: ˈspɑːr.tn̩]

spartaansbijvoeglijk naamwoord

Spartan [Spartans] (citizen of Sparta)
noun
[UK: ˈspɑːt.n̩]
[US: ˈspɑːr.tn̩]

Spartaansubstantief

Spartan (of Sparta)
adjective
[UK: ˈspɑːt.n̩]
[US: ˈspɑːr.tn̩]

Spartaansbijvoeglijk naamwoord

American tree sparrow (Spizelloides arborea)
noun

toendragorssubstantief
{f}

asparagus [asparagus] (asparagus plant, Asparagus officinalis)
noun
[UK: ə.ˈspæ.rə.ɡəs]
[US: ə.ˈspe.rə.ɡəs]

aspergesubstantief
{f}

aspartame [aspartames] (the artificial sweetener)
noun
[UK: ˈæ.spərˌ.tem]
[US: ˈæ.spər.ˌtem]

aspartaamsubstantief
{n}

disparage (marriage)
noun
[UK: dɪ.ˈspæ.rɪdʒ]
[US: ˌdɪ.ˈspe.rɪdʒ]

getrouwd/huwelijk onder zijn/haar standsubstantief

disparage [disparaged, disparaging, disparages] (to dishonor by a comparison)
verb
[UK: dɪ.ˈspæ.rɪdʒ]
[US: ˌdɪ.ˈspe.rɪdʒ]

onterenwerkwoord

disparage [disparaged, disparaging, disparages] (to match unequally)
verb
[UK: dɪ.ˈspæ.rɪdʒ]
[US: ˌdɪ.ˈspe.rɪdʒ]

vernederenwerkwoord

disparate (composed of inherently different elements)
adjective
[UK: ˈdɪ.spə.rət]
[US: ˈdɪ.spə.rət]

duidelijk verschillendbijvoeglijk naamwoord

onsamenhangendbijvoeglijk naamwoord

disparity [disparities] (the state of being unequal; difference)
noun
[UK: dɪ.ˈspæ.rɪ.ti]
[US: ˌdɪ.ˈspe.rə.ti]

onevenredigheidsubstantief

12