Engels-Nederlands woordenboek »

sic betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
music theory (field of study dealing with how music works)
noun

muziektheoriesubstantief
{f}

music to someone's ears (good news; pleasing sound or expression)
noun
[UK: ˈmjuː.zɪk tuː ˈsəˌm.wənz ɪəz]
[US: ˈmjuː.zɪk ˈtuː ˈsəˌm.wənz ˈɪrz]

als muziek in de oren klinkensubstantief

music video (motion picture accompanying a song)
noun
[UK: ˈmjuː.zɪk ˈvɪ.dɪəʊ]
[US: ˈmjuː.zɪk ˈvɪ.dio.ʊ]

videoclipsubstantief
{m}

musical (of or relating to music)
adjective
[UK: ˈmjuː.zɪk.l̩]
[US: ˈmjuː.zɪk.l̩]

muzikaalbijvoeglijk naamwoord

musical [musicals] (stage performance, show or film)
noun
[UK: ˈmjuː.zɪk.l̩]
[US: ˈmjuː.zɪk.l̩]

musicalsubstantief
{m}

musical chairs (game)
noun
[UK: ˈmjuː.zɪk.l̩ tʃeəz]
[US: ˈmjuː.zɪk.l̩ ˈtʃerz]

stoelendanssubstantief
{m}

musical instrument [musical instruments] (a device, object, contrivance or machine used to produce musical notes or sounds)
noun
[UK: ˈmjuː.zɪk.l̩ ˈɪn.strʊ.mənt]
[US: ˈmjuː.zɪk.l̩ ˈɪn.strə.mənt]

muziekinstrumentsubstantief
{n}

musical notation (writing system)
noun

notenschriftsubstantief
{n}

musician [musicians] (person who performs or writes music)
noun
[UK: mjuː.ˈzɪʃ.n̩]
[US: mjuː.ˈzɪʃ.n̩]

musicussubstantief
{m} {f}

muzikantsubstantief
{m}

muzikantesubstantief
{f}

musicologist [musicologists] (one who studies musicology)
noun
[UK: ˌmjuː.zɪˈk.ɒ.lə.dʒi]
[US: ˌmjuː.zɪˈk.ɑː.lə.dʒəst]

musicoloogsubstantief
{m}

musicology (study of music)
noun
[UK: ˌmjuː.zɪˈk.ɒ.lə.dʒi]
[US: ˌmjuː.zɪˈk.ɒ.lə.dʒi]

musicologiesubstantief
{f}

muziekwetenschapsubstantief
{f}

neoclassicism (movement)
noun
[UK: nˌiːəʊklˈasɪsˌɪzəm]
[US: nˌiːoʊklˈæsɪsˌɪzəm]

neoclassicismesubstantief
{n}

nonsensical (without sense)
adjective
[UK: nɒn.ˈsen.sɪk.l̩]
[US: nanˈsen.sɪk.l̩]

betekenisloosbijvoeglijk naamwoord

onzinnigbijvoeglijk naamwoord

zinloosbijvoeglijk naamwoord

nuclear physicist noun

kernfysicussubstantief
{m}

nuclear physics (branch of physics)
noun
[UK: ˈnjuː.klɪə(r) ˈfɪ.zɪks]
[US: ˈnuː.kliər ˈfɪ.zɪks]

kernfysicasubstantief
{f}

ossicle [ossicles] (small bone in the ear; auditory ossicle)
noun
[UK: ˈɒ.sɪkl]
[US: ˈɑː.sɪkəl]

beentjesubstantief
{n}

gehoorbeentjesubstantief
{n}

particle physics noun
[UK: ˈpɑː.tɪk.l̩ ˈfɪ.zɪks]
[US: ˈpɑːr.tək.l̩ ˈfɪ.zɪks]

deeltjesfysicasubstantief

physical (having to do with the body; corporeal)
adjective
[UK: ˈfɪ.zɪk.l̩]
[US: ˈfɪ.zɪk.l̩]

fysiekbijvoeglijk naamwoord

lichamelijkbijvoeglijk naamwoord

physical (having to do with the material world; tangible)
adjective
[UK: ˈfɪ.zɪk.l̩]
[US: ˈfɪ.zɪk.l̩]

fysischbijvoeglijk naamwoord

fysischebijvoeglijk naamwoord

physical (involving bodily force; vigorous)
adjective
[UK: ˈfɪ.zɪk.l̩]
[US: ˈfɪ.zɪk.l̩]

ruwbijvoeglijk naamwoord

ruwebijvoeglijk naamwoord

physical [physicals] (physical examination)
noun
[UK: ˈfɪ.zɪk.l̩]
[US: ˈfɪ.zɪk.l̩]

lichamelijk onderzoeksubstantief

medisch onderzoeksubstantief

physical education (curriculum component)
noun
[UK: ˈfɪ.zɪk.l̩ ˌe.dʒʊˈk.eɪʃ.n̩]
[US: ˈfɪ.zɪk.l̩ ˌe.dʒəˈk.eɪʃ.n̩]

gymlessubstantief
{f}

lichamelijke opvoedingsubstantief
{f}

physically (in a physical manner)
adverb
[UK: ˈfɪ.zɪk.l̩i]
[US: ˈfɪ.zɪk.ə.li]

lichamelijkbijwoord

physician [physicians] (medical doctor)
noun
[UK: fɪ.ˈzɪʃ.n̩]
[US: fə.ˈzɪʃ.n̩]

artssubstantief
{m} {f}

dokter [dokters]substantief
{m}

geneesheersubstantief
{m}

physician, heal thyself phrase

genees uzelfphrase

genees uzelven; geneesheerphrase

medicijnmeesterphrase

2345

Zoek geschiedenis