Engels-Nederlands woordenboek »

shut up betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
shut up ("I don't believe it!")
interjection
[UK: ʃʌt ʌp]
[US: ˈʃət ʌp]

dat meen je niet!interjection

ga weg!interjection

nooit!interjection

shut up ("Stop talking.")
interjection
[UK: ʃʌt ʌp]
[US: ˈʃət ʌp]

hou je bekinterjection

hou je kopinterjection

hou je smoelinterjection

kop dichtinterjection

shut up (intransitive: to stop talking or making noise)
verb
[UK: ʃʌt ʌp]
[US: ˈʃət ʌp]

stilvallenwerkwoord

zwijgenwerkwoord

shut up (transitive: to stop (a person) from talking or (a person or thing) from making noise)
verb
[UK: ʃʌt ʌp]
[US: ˈʃət ʌp]

kop dichtwerkwoord

shut up verb
[UK: ʃʌt ʌp]
[US: ˈʃət ʌp]

bek dichtwerkwoord

hou je muilwerkwoord

klep dichtwerkwoord

mond houdenwerkwoord

ophoudenwerkwoord