Engels-Nederlands woordenboek »

safe betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
safe [safes] (box in which valuables can be locked for safekeeping)
noun
[UK: seɪf]
[US: ˈseɪf]

kluissubstantief
{f}

safesubstantief
{f}

safe [safer, safest] (free from risk)
adjective
[UK: seɪf]
[US: ˈseɪf]

ongevaarlijkbijvoeglijk naamwoord

safe [safer, safest] (not in danger)
adjective
[UK: seɪf]
[US: ˈseɪf]

veiligbijvoeglijk naamwoord

safe [safer, safest] (properly secured)
adjective
[UK: seɪf]
[US: ˈseɪf]

veiliggesteldbijvoeglijk naamwoord

zekergesteldbijvoeglijk naamwoord

safe and sound (having come to no harm)
adjective
[UK: seɪf ənd ˈsaʊnd]
[US: ˈseɪf ænd ˈsaʊnd]

veilig en welbijvoeglijk naamwoord

safe-conduct [safe-conducts] (document)
noun
[UK: seɪf ˈkɒn.dʌkt]
[US: seɪf ˈkɒn.dʌkt]

vrijgeleidesubstantief
{n}

safely (in a safe manner)
adverb
[UK: ˈseɪ.fli]
[US: ˈseɪ.fli]

veiligbijwoord

safety [safeties] (condition or feeling of being safe)
noun
[UK: ˈseɪf.ti]
[US: ˈseɪf.ti]

veiligheidsubstantief
{f}

zekerheidsubstantief
{f}

safety [safeties] (mechanism to prevent accidental firing)
noun
[UK: ˈseɪf.ti]
[US: ˈseɪf.ti]

veiligheidspalsubstantief

safety helmet (type of helmet)
noun
[UK: ˈseɪf.ti ˈhel.mɪt]
[US: ˈseɪf.ti ˈhel.mət]

veiligheidshelmsubstantief
{m}

fail-safe (device or mechanism)
noun
[UK: ˈfeɪl seɪf]
[US: ˈfeɪl seɪf]

fouttolerantsubstantief

have a safe trip home phrase

goede terugreisphrase

in safe hands (in the possession of or protected by someone who can be trusted)
adverb

in goede handenbijwoord

in veilige handenbijwoord

is it safe here (is it safe here?)
phrase

is het veilig hier?phrase

on the safe side preposition

veiligheidshalvepreposition

play it safe (take a cautious, risk-free approach)
verb

het zekere voor het onzekere nemenwerkwoord

op veilig spelenwerkwoord

op zeker spelenwerkwoord

unsafe (not safe)
adjective
[UK: ʌn.ˈseɪf]
[US: ʌn.ˈseɪf]

onveiligbijvoeglijk naamwoord

unsafely (in an unsafe way)
adverb
[UK: ʌn.ˈseɪ.fli]
[US: ʌn.ˈseɪ.fli]

gevaarlijkbijwoord

roekeloosbijwoord

vouchsafe [vouchsafed, vouchsafing, vouchsafes] (Condescendingly grant a right)
verb
[UK: vaʊʧ.ˈseɪf]
[US: vaʊʧ.ˈseɪf]

genadig toestaanwerkwoord