Engels-Nederlands woordenboek »

reed betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
reed [reeds] (grass-like plant)
noun
[UK: riːd]
[US: ˈriːd]

rietsubstantief
{n}

reed [reeds] (hollow stem)
noun
[UK: riːd]
[US: ˈriːd]

rietstengelsubstantief
{m}

reed switch (type of electrical switch)
noun

reed-contactsubstantief

reed warbler [reed warblers] (Acrocephalus orientalis)
noun
[UK: riːd ˈwɔː.blə(r)]
[US: ˈriːd ˈwɔːr.blər]

Chinese karekietsubstantief
{m}

reed warbler [reed warblers] (Acrocephalus scirpaceus)
noun
[UK: riːd ˈwɔː.blə(r)]
[US: ˈriːd ˈwɔːr.blər]

kleine karekietsubstantief
{m}

reedy (high and thin)
adjective
[UK: ˈriː.di]
[US: ˈriː.di]

schelbijvoeglijk naamwoord

schrilbijvoeglijk naamwoord

agree [agreed, agreeing, agrees] (harmonize in opinion; be in unison or concord; be united; concur)
verb
[UK: ə.ˈɡriː]
[US: ə.ˈɡriː]

instemmenwerkwoord

overeenkomenwerkwoord

overeenstemmenwerkwoord

rijmenwerkwoord

toestemmenwerkwoord

Blyth's reed warbler (Acrocephalus dumetorum)
noun

Blyths rietzangersubstantief
{m}

struikrietzangersubstantief
{m}

breed [breeds] (all animals or plants of the same species or subspecies)
noun
[UK: briːd]
[US: ˈbriːd]

variëteitsubstantief
{f}

breed [breeds] (race or lineage)
noun
[UK: briːd]
[US: ˈbriːd]

broedselsubstantief
{n}

gebroedsubstantief
{n}

breed [bred, bred, breeding, breeds] (to keep animals and have them reproduce)
verb
[UK: briːd]
[US: ˈbriːd]

fokkenwerkwoord

breed [bred, bred, breeding, breeds] (to sexually produce offspring)
verb
[UK: briːd]
[US: ˈbriːd]

broedenwerkwoord

breeder [breeders] noun
[UK: ˈbriː.də(r)]
[US: ˈbriː.dər]

kwekersubstantief
{m}

broken reed (unreliable person)
noun
[UK: ˈbrəʊkən riːd]
[US: ˈbroʊkən ˈriːd]

onbetrouwbaar persoonsubstantief
{m}

bur-reed (a marsh plant)
noun

egelskopsubstantief

creed [creeds] (reading or statement of belief that summarizes the faith it represents)
noun
[UK: kriːd]
[US: ˈkriːd]

credosubstantief
{n}

geloofsbelijdenissubstantief
{f}

creed [creeds] (that which is believed)
noun
[UK: kriːd]
[US: ˈkriːd]

geloofsovertuigingsubstantief
{f}

creed (to believe, credit, see also: believe)
verb
[UK: kriːd]
[US: ˈkriːd]

gelovenwerkwoord

disagree [disagreed, disagreeing, disagrees] (to fail to agree)
verb
[UK: ˌdɪ.sə.ˈɡriː]
[US: ˌdɪ.sə.ˈɡriː]

het niet eens zijnwerkwoord

het oneens zijnwerkwoord

disagree [disagreed, disagreeing, disagrees] (to fail to conform or correspond with)
verb
[UK: ˌdɪ.sə.ˈɡriː]
[US: ˌdɪ.sə.ˈɡriː]

niet overeenkomenwerkwoord

niet overeenstemmenwerkwoord

double reed (a pair of reeds in wind instruments)
noun

dubbelrietsubstantief

free [freed, freeing, frees] (make free)
verb
[UK: friː]
[US: ˈfriː]

bevrijdenwerkwoord

laten gaanwerkwoord

loslatenwerkwoord

freedman [freedmen] (man who has been released from slavery)
noun
[UK: ˈfriːd.mən]
[US: ˈfriːd.mən]

vrijgelatenesubstantief
{m}

freedom [freedoms] (state of not being imprisoned or enslaved)
noun
[UK: ˈfriː.dəm]
[US: ˈfriː.dəm]

vrijdomsubstantief
{m}

vrijheidsubstantief
{f}

freedom fighter (fighter)
noun
[UK: ˈfriː.dəm ˈfaɪ.tə(r)]
[US: ˈfriː.dəm ˈfaɪ.tər]

vrijheidsstrijdersubstantief
{m}

freedom of association (right)
noun

vrijheid van verenigingsubstantief
{f}

freedom of expression (right to express an opinion in public)
noun
[UK: ˈfriː.dəm əv ɪk.ˈspreʃ.n̩]
[US: ˈfriː.dəm əv ɪk.ˈspreʃ.n̩]

vrijheid van meningsuitingsubstantief
{f}

12

Zoek geschiedenis