Engels-Nederlands woordenboek »

present betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
present [presents] (current time)
noun
[UK: prɪ.ˈzent]
[US: ˈpre.zənt]

hedensubstantief
{n}

huidige tijdsubstantief
{c}

present (in the immediate vicinity)
adjective
[UK: prɪ.ˈzent]
[US: ˈpre.zənt]

aanwezigbijvoeglijk naamwoord

present (pertaining to the current time)
adjective
[UK: prɪ.ˈzent]
[US: ˈpre.zənt]

huidigbijvoeglijk naamwoord

tegenwoordigbijvoeglijk naamwoord

present [presented, presenting, presents] (to bring (someone) into the presence of (a person); to introduce formally)
verb
[UK: prɪ.ˈzent]
[US: ˈpre.zənt]

presenterenwerkwoord

voorstellenwerkwoord

present [presented, presenting, presents] (to give a gift or presentation to (someone))
verb
[UK: prɪ.ˈzent]
[US: ˈpre.zənt]

toewijzenwerkwoord

present continuous (tense that describes an ongoing action in the present)
noun

duurvorm onvoltooid tegenwoordige tijdsubstantief

present-day (in existence now)
adjective
[UK: ˌpreznt ˈdeɪ]
[US: ˌpreznt ˈdeɪ]

vandaag de dagbijvoeglijk naamwoord

present imperfect (grammatical tense)
noun

onvoltooid tegenwoordige tijdsubstantief

OTTsubstantief

present participle [present participles] (verb form that indicates an ongoing action)
noun
[UK: prɪ.ˈzent ˈpɑː.tɪ.sɪp.l̩]
[US: ˈpre.zənt ˈpɑːr.tɪ.sɪp.l̩]

onvoltooid deelwoordsubstantief
{n}

tegenwoordig deelwoordsubstantief
{n}

present perfect (tense that expresses action in the past with consequences in the present time)
noun
[UK: prɪ.ˈzent pə.ˈfekt]
[US: ˈpre.zənt pər.ˈfekt]

voltooid tegenwoordige tijdsubstantief

present tense [present tenses] (form of language)
noun
[UK: prɪ.ˈzent tens]
[US: ˈpre.zənt ˈtens]

tegenwoordige tijdsubstantief
{m}

presentation [presentations] (something presented to an audience)
noun
[UK: ˌprezn.ˈteɪʃ.n̩]
[US: ˌpre.zən.ˈteɪʃ.n̩]

or less accurately voorstellingsubstantief
{f}

presentatiesubstantief
{f}

voordrachtsubstantief
{f}

presently (before long, soon, see also: before long; soon)
adverb
[UK: ˈpreznt.li]
[US: ˈpre.zənt.li]

aldrabijwoord

Ghost of Christmas Present (the fictional ghost)
proper noun
[UK: ɡəʊst əv ˈkrɪ.sməs prɪ.ˈzent]
[US: ɡoʊst əv ˈkrɪ.sməs ˈpre.zənt]

Geest van Huidig Kerstmiseigennam

House of Representatives (lower house of parliament)
proper noun
[UK: ˈhaʊs əv ˌre.prɪ.ˈzen.tə.tɪvz]
[US: ˈhaʊs əv ˌre.prə.ˈzen.tə.tɪvz]

Huis van Afgevaardigdeneigennam
{n}

omnipresent (being everywhere, see also: ubiquitous)
adjective
[UK: ˌɒm.nɪ.ˈpreznt]
[US: ˌɑːm.nə.ˈpre.zənt]

alomtegenwoordigbijvoeglijk naamwoord

omnipresentbijvoeglijk naamwoord

preterite-present verb (a type of verb)
noun

preterito-praesenssubstantief
{n}

preterito-presenssubstantief
{n}

proportional representation (voting principle)
noun
[UK: prə.ˈpɔːʃ.n̩əl ˌre.prɪ.zen.ˈteɪʃ.n̩]
[US: prə.ˈpɔːr.ʃn̩əl ˌre.prə.zen.ˈteɪʃ.n̩]

evenredige vertegenwoordigingsubstantief
{m}

push present (a present a father gives to the mother to mark the occasion of her giving birth to their child)
noun

baargoudsubstantief

werpgoudsubstantief

represent [represented, representing, represents] (to portray by pictorial or plastic art)
verb
[UK: ˌriː.prɪ.ˈzent]
[US: ˌre.prə.ˈzent]

ergens voor staanwerkwoord

uitbeeldenwerkwoord

represent [represented, representing, represents] (to present again or anew)
verb
[UK: ˌriː.prɪ.ˈzent]
[US: ˌre.prə.ˈzent]

voorstellenwerkwoord

represent [represented, representing, represents] (to stand in the place of, act on behalf of)
verb
[UK: ˌriː.prɪ.ˈzent]
[US: ˌre.prə.ˈzent]

representerenwerkwoord

vertegenwoordigenwerkwoord

representation [representations] (people who speak on behalf of another in court)
noun
[UK: ˌre.prɪ.zen.ˈteɪʃ.n̩]
[US: ˌre.prə.zen.ˈteɪʃ.n̩]

vertegenwoordigingsubstantief

representation [representations] (that which represents something else)
noun
[UK: ˌre.prɪ.zen.ˈteɪʃ.n̩]
[US: ˌre.prə.zen.ˈteɪʃ.n̩]

weergavesubstantief

representative [representatives] (one who speaks for another)
noun
[UK: ˌre.prɪ.ˈzen.tə.tɪv]
[US: ˌre.prə.ˈzen.tə.tɪv]

vertegenwoordigersubstantief
{m}

representative (typical)
adjective
[UK: ˌre.prɪ.ˈzen.tə.tɪv]
[US: ˌre.prə.ˈzen.tə.tɪv]

representatiefbijvoeglijk naamwoord

representative democracy noun

representatieve democratiesubstantief
{f}

simple present (present tense)
noun

onvoltooid tegenwoordige tijd v O.V.T.substantief