Engels-Nederlands woordenboek »

port betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
Portsmouth (city in southern England)
proper noun
[UK: ˈpɔːt.sməθ]
[US: ˈpɔːrt.sməθ]

Portsmoutheigennam

Portuguese (of or relating to the region of Portugal)
adjective
[UK: ˌpɔː.tʃʊ.ˈɡiːz]
[US: ˈpɔːr.tʃə.ˌɡiz]

Portugeesbijvoeglijk naamwoord

Portugesebijvoeglijk naamwoord

Portuguese [Portuguese] (person native to Portugal)
noun
[UK: ˌpɔː.tʃʊ.ˈɡiːz]
[US: ˈpɔːr.tʃə.ˌɡiz]

Portugeessubstantief
{m}

Portugesesubstantief
{f}

Portuguese (the language)
proper noun
[UK: ˌpɔː.tʃʊ.ˈɡiːz]
[US: ˈpɔːr.tʃə.ˌɡiz]

Portugeeseigennam
{n}

Portuguese man-of-war (Physalia physalis)
noun
[UK: ˌpɔː.tʃʊ.ˈɡiːz mæn əv wɔː(r)]
[US: ˈpɔːr.tʃə.ˌɡiz ˈmæn əv ˈwɔːr]

Portugees oorlogsschipsubstantief
{n}

Portuguese oak (Quercus faginea)
noun

Portugese eiksubstantief
{m}

Portuguese Republic (official name of Portugal)
proper noun

Portugese Republiekeigennam
{f}

Portuguese Water Dog noun

Portugese waterhondsubstantief
{m}

airport [airports] (place designated for airplanes)
noun
[UK: ˈeə.pɔːt]
[US: ˈer.ˌpɔːrt]

luchthavensubstantief
{f}

vlieghavensubstantief
{f}

annual report (company report of activities for the preceding year)
noun

jaarverslagsubstantief
{n}

blood sport (sport involving the killing of animals)
noun
[UK: blʌd spɔːt]
[US: ˈbləd ˈspɔːrt]

kwelspelsubstantief
{n}

Brazilian Portuguese (Portuguese spoken and written in Brazil)
proper noun

Braziliaans-Portugeeseigennam
{n}

child support (ongoing obligation for periodic payment)
noun
[UK: tʃaɪld sə.ˈpɔːt]
[US: ˈtʃaɪld sə.ˈpɔːrt]

kinderalimentatiesubstantief
{f}

combat sport (sport that involves man-to-man combat)
noun
[UK: ˈkɒm.bæt spɔːt]
[US: ˈkɑːm.bæt ˈspɔːrt]

vechtsportsubstantief
{f}

contact sport (sport involving physical contact)
noun
[UK: ˈkɒn.tækt spɔːt]
[US: ˈkɑːn.ˌtækt ˈspɔːrt]

contactsportsubstantief

cue sport (game played with cue and balls)
noun

biljartspelsubstantief
{n}

customer support (provision of service)
noun

klantenondersteuningsubstantief

deport [deported, deporting, deports] (to evict, especially from a country)
verb
[UK: dɪ.ˈpɔːt]
[US: də.ˈpɔːrt]

deporterenwerkwoord

uitzettenwerkwoord

deportation [deportations] (act of deporting or exiling)
noun
[UK: ˌdiː.pɔː.ˈteɪʃ.n̩]
[US: ˌdi.pɔːr.ˈteɪʃ.n̩]

deportatiesubstantief
{f}

disport (to amuse oneself divertingly or playfully)
verb
[UK: dɪ.ˈspɔːt]
[US: dɪ.ˈspɔːrt]

zich vermakenwerkwoord

disproportionate (out of proportion)
adjective
[UK: ˌdɪ.sprə.ˈpɔː.ʃə.nət]
[US: ˌdɪ.sprə.ˈpɔːr.ʃə.nət]

buitenproportioneelbijvoeglijk naamwoord

buitensporigbijvoeglijk naamwoord

onevenredigbijvoeglijk naamwoord

dry port noun

drooghavensubstantief
{f}

export [exported, exporting, exports] (to sell (goods) to a foreign country)
verb
[UK: ɪk.ˈspɔːt]
[US: ɪk.ˈspɔːrt]

exporterenwerkwoord

exporter [exporters] (person who or organization that exports)
noun
[UK: ɪk.ˈspɔː.tə(r)]
[US: ɪk.ˈspɔːr.tər]

exporteursubstantief
{m}

free port (port with relaxed customs)
noun
[UK: friː pɔːt]
[US: ˈfriː ˈpɔːrt]

vrijhavensubstantief
{f}

how do I get to the airport (how do I get to the airport?)
phrase

hoe kom ik bij de luchthavenphrase

hoe kom ik bij het vliegveldphrase

import [imports] (licence for import)
noun
[UK: ɪm.ˈpɔːt]
[US: ˌɪm.ˈpɔːrt]

invoervergunningsubstantief

import [imports] (significance, importance)
noun
[UK: ɪm.ˈpɔːt]
[US: ˌɪm.ˈpɔːrt]

belang [belangen]substantief
{n}

gewichtsubstantief
{n}

import [imports] (something brought in from a foreign country)
noun
[UK: ɪm.ˈpɔːt]
[US: ˌɪm.ˈpɔːrt]

importsubstantief

invoersubstantief

import [imported, importing, imports] (to bring in from a foreign country)
verb
[UK: ɪm.ˈpɔːt]
[US: ˌɪm.ˈpɔːrt]

importerenwerkwoord

invoerenwerkwoord

123