Engels-Nederlands woordenboek »

pee betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
Papeete (capital of French Polynesia)
proper noun

Papeeteeigennam
{n}

part of speech (the function a word or phrase performs)
noun
[UK: pɑːt əv spiːtʃ]
[US: ˈpɑːrt əv ˈspiːtʃ]

woordsoortsubstantief
{f}

reported speech (a form of speech used to express what another has said)
noun
[UK: rɪ.ˈpɔː.tɪd spiːtʃ]
[US: ˌri.ˈpɔːr.təd ˈspiːtʃ]

indirecte redesubstantief
{f}

rupee [rupees] (monetary currency)
noun
[UK: ruː.ˈpiː]
[US: ruː.ˈpiː]

roepiesubstantief
{m}

speech [speeches] (an oration, session of speaking)
noun
[UK: spiːtʃ]
[US: ˈspiːtʃ]

redesubstantief
{f}

speechsubstantief
{m}

toespraaksubstantief
{f}

speech [speeches] (vocal communication)
noun
[UK: spiːtʃ]
[US: ˈspiːtʃ]

spraaksubstantief
{f}

speech act [speech acts] (act carried out by speech)
noun

taaldaadsubstantief
{m}

taalhandelingsubstantief
{f}

speech bubble (rounded outline representing speech in a cartoon)
noun

tekstballonsubstantief
{m}

speech disorder [speech disorders] (malfunction)
noun
[UK: spiːtʃ dɪs.ˈɔː.də(r)]
[US: ˈspiːtʃ ˌdɪ.ˈsɔːr.dər]

spraakgebreksubstantief
{n}

speech is silver, silence is golden (proverb)
phrase

Spreken is zilverphrase

zwijgen is goudphrase

speech recognition (software function that processes spoken input)
noun

spraakherkenningsubstantief
{f}

speechless (not speaking; not knowing what to say)
adjective
[UK: ˈspiːt.ʃləs]
[US: ˈspiːt.ʃləs]

sprakeloosbijvoeglijk naamwoord

speechwriter (someone who writes speeches for others, especially as a profession)
noun
[UK: ˈspiːʧ.ˌraɪ.tə(r)]
[US: ˈspiːʧ.ˌraɪ.tər]

speechschrijversubstantief
{m}

speed [speeds] (rapidity)
noun
[UK: spiːd]
[US: ˈspiːd]

snelheidsubstantief
{f}

vlugheidsubstantief
{f}

speed [speeds] (rate of motion)
noun
[UK: spiːd]
[US: ˈspiːd]

gezwindheidsubstantief
{f}

vaartsubstantief
{f}

speed [speeds] (slang: amphetamine)
noun
[UK: spiːd]
[US: ˈspiːd]

speedsubstantief

speed [speeded, speeded, speeding, speeds] verb
[UK: spiːd]
[US: ˈspiːd]

snellenwerkwoord

speed bump [speed bumps] (transverse ridge in the road)
noun
[UK: spiːd bʌmp]
[US: ˈspiːd ˈbəmp]

verkeersdrempelsubstantief
{m}

speed camera (camera to detect speeding vehicles)
noun

flitsersubstantief
{m}

flitspaalsubstantief
{m}

speed limit (maximum speed permitted)
noun
[UK: spiːd ˈlɪ.mɪt]
[US: ˈspiːd ˈlɪ.mət]

snelheidsbegrenzingsubstantief
{f}

snelheidsbeperkingsubstantief
{f}

speed of sound (speed at which sound is propagated)
noun
[UK: spiːd əv ˈsaʊnd]
[US: ˈspiːd əv ˈsaʊnd]

geluidssnelheidsubstantief
{f}

speed pedelec noun

snelle elektrische fietssubstantief

speedpedelecsubstantief

speeder [speeders] (one who speeds)
noun
[UK: ˈspiː.də(r)]
[US: ˈspiː.dər]

hardrijdersubstantief

speedy [speedier, speediest] (characterized by rapid or swift motion)
adjective
[UK: ˈspiː.di]
[US: ˈspiː.di]

spoedigbijvoeglijk naamwoord

speedometer [speedometers] (a device that measures, and indicates the current speed of a vehicle)
noun
[UK: spiː.ˈdɒ.mɪ.tə(r)]
[US: spi.ˈdɑː.mə.tər]

snelheidsmetersubstantief
{m}

speedwell [speedwells] (plant)
noun
[UK: ˈspiː.dwel]
[US: ˈspiː.dwel]

ereprijssubstantief

whoopee (expression of delight)
interjection
[UK: ˈwʊ.pi]
[US: ˈwuːˈp.pi]

joepieinterjection

whoopee (spontaneous expression of delight or joy)
verb
[UK: ˈwʊ.pi]
[US: ˈwuːˈp.pi]

joepiewerkwoord

yippee (expression of enjoyment)
interjection
[UK: ˈjɪ.pi]
[US: ˌjɪˈp.pi]

joepieinterjection

12