orientation betekenis in Nederlands

Engels	Nederlands
orientation [orientations] (ability to orient) noun [UK: ˌɔː.rɪen.ˈteɪʃ.n̩] [US: ˌɔː.rien.ˈteɪʃ.n̩]	oriënteringsvermogensubstantief
orientation [orientations] (an inclination, tendency or direction) noun [UK: ˌɔː.rɪen.ˈteɪʃ.n̩] [US: ˌɔː.rien.ˈteɪʃ.n̩]	gerichtheidsubstantief {f}
orientation [orientations] (introduction to a new environment) noun [UK: ˌɔː.rɪen.ˈteɪʃ.n̩] [US: ˌɔː.rien.ˈteɪʃ.n̩]	voorlichtingsubstantief
orientation [orientations] (position relative to compass bearings) noun [UK: ˌɔː.rɪen.ˈteɪʃ.n̩] [US: ˌɔː.rien.ˈteɪʃ.n̩]	plaatsbepalingsubstantief {f} richtingsubstantief {f}
orientation [orientations] (the act of orienting) noun [UK: ˌɔː.rɪen.ˈteɪʃ.n̩] [US: ˌɔː.rien.ˈteɪʃ.n̩]	oriëntatiesubstantief {f} oriënteringsubstantief {f}
orientation [orientations] (the oriented construction of a Christian church) noun [UK: ˌɔː.rɪen.ˈteɪʃ.n̩] [US: ˌɔː.rien.ˈteɪʃ.n̩]	kerkbouwrichtingsubstantief
sexual orientation noun [UK: ˈsek.ʃʊəl ˌɔː.rɪen.ˈteɪʃ.n̩] [US: ˈsek.ʃuːəl ˌɔː.rien.ˈteɪʃ.n̩]	geaardheidsubstantief {f} seksuele geaardheidsubstantief {f} seksuele gerichtheidsubstantief {f} seksuele oriëntatiesubstantief {f}

Zoek geschiedenis