Engels-Nederlands woordenboek »

man betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
charwoman [charwomen] (cleaning lady)
noun
[UK: ˈtʃɑː.wʊ.mən]
[US: ˈtʃɑːˌr.wʊ.mən]

schoonmaakstersubstantief
{f}

cis man noun

cismansubstantief
{m}

cis woman noun

cisvrouwsubstantief
{f}

clergyman [clergymen] (ordained (male) Christian minister, male member of the clergy)
noun
[UK: ˈklɜː.dʒɪ.mən]
[US: ˈklɝː.dʒi.mən]

geestelijkesubstantief
{m}

comfort woman (forced prostitute)
noun

troostmeisjesubstantief
{n}

command [commands] (order)
noun
[UK: kə.ˈmɑːnd]
[US: kə.ˈmænd]

bevelsubstantief
{n}

opdrachtsubstantief
{c}

command [commanded, commanding, commands] (to order)
verb
[UK: kə.ˈmɑːnd]
[US: kə.ˈmænd]

bevelenwerkwoord

commanderenwerkwoord

command line (text prompt)
noun
[UK: kə.ˈmɑːnd laɪn]
[US: kə.ˈmænd ˈlaɪn]

commandoregelsubstantief
{c}

opdrachtregelsubstantief
{c}

commander [commanders] (one who exercises control and direction of a military or naval organization)
noun
[UK: kə.ˈmɑːn.də(r)]
[US: kə.ˈmæn.dər]

commandantsubstantief
{m}

commander [commanders] (one who exercises control and direction over a group of persons)
noun
[UK: kə.ˈmɑːn.də(r)]
[US: kə.ˈmæn.dər]

aanvoerdersubstantief
{m}

gezagvoerdermsubstantief
{m}

commander in chief (Supreme commander of the armed forces of an entire country)
noun

opperbevelhebbersubstantief
{m}

commandery (division of a manor under the control of a knightly commander)
noun
[UK: kəmˈandəri]
[US: kəmˈændɚri]

commanderijsubstantief
{f}

commandment [commandments] (a command or edict)
noun
[UK: kə.ˈmɑːnd.mənt]
[US: kə.ˈmænd.mənt]

gebodsubstantief
{n}

commando [commandos] (small fighting force)
noun
[UK: kə.ˈmɑːn.dəʊ]
[US: kə.ˈmænˌdo.ʊ]

commandosubstantief
{m}

community policeman noun

wijkagentsubstantief
{m}

conformance (act of conforming)
noun
[UK: kən.ˈfɔː.məns]
[US: kən.ˈfɔːr.məns]

conformiteitsubstantief

conformant adjective

conformerendbijvoeglijk naamwoord

countryman [countrymen] (somebody from one's own country)
noun
[UK: ˈkʌntr.i.mən]
[US: ˈkʌntr.i.mən]

landgenootsubstantief
{m}

craftsman [craftsmen] (male artisan)
noun
[UK: ˈkrɑːft.smən]
[US: ˈkræft.smən]

vakmansubstantief
{m}

craftswoman (female artisan)
noun

vakvrouwsubstantief
{f}

crime against humanity (a large-scale persecution of, or atrocity against, a body of people)
noun

misdaad tegen de menselijkheidsubstantief
{f}

misdaad tegen de mensheidsubstantief
{f}

dead man's switch noun

dodemansknopsubstantief
{m}

dehumanization (the act or process of dehumanizing)
noun
[UK: ˌdi.ˌhju.mə.nə.ˈze.ʃən]
[US: ˌdi.ˌhju.mə.nə.ˈze.ʃən]

ontmenselijkingsubstantief
{f}

dehumanize [dehumanized, dehumanizing, dehumanizes] (to take away humanity)
verb
[UK: ˌdiː.ˈhjuː.mə.naɪz]
[US: də.ˈhjuː.mə.naɪz]

dehumaniserenwerkwoord

ontmenselijkenwerkwoord

demand [demands] (desire to purchase goods and services)
noun
[UK: dɪ.ˈmɑːnd]
[US: ˌdɪ.ˈmænd]

vraagsubstantief
{f}

demand [demands] (economics: amount a consumer is willing to buy at a particular price)
noun
[UK: dɪ.ˈmɑːnd]
[US: ˌdɪ.ˈmænd]

navraagsubstantief
{f}

demand [demands] (forceful claim for something)
noun
[UK: dɪ.ˈmɑːnd]
[US: ˌdɪ.ˈmænd]

eissubstantief

demand [demanded, demanding, demands] (to request forcefully)
verb
[UK: dɪ.ˈmɑːnd]
[US: ˌdɪ.ˈmænd]

eisenwerkwoord

opeisenwerkwoord

dismantle [dismantled, dismantling, dismantles] (divest)
verb
[UK: dɪs.ˈmæn.tl̩]
[US: ˌdɪ.ˈsmæn.tl̩]

uitkledenwerkwoord

dismantle [dismantled, dismantling, dismantles] (take apart)
verb
[UK: dɪs.ˈmæn.tl̩]
[US: ˌdɪ.ˈsmæn.tl̩]

afbrekenwerkwoord

demonterenwerkwoord

ontmantelenwerkwoord

Dobermann (large dog originating in Germany)
noun

dobermannsubstantief
{m}

5678

Zoek geschiedenis