Engels-Nederlands woordenboek »

lamb betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
lamb [lambs] (flesh of lamb as food)
noun
[UK: læm]
[US: ˈlæm]

lamsvleessubstantief
{n}

lamb [lambed, lambing, lambs] (of a sheep, to give birth)
verb
[UK: læm]
[US: ˈlæm]

lammerenwerkwoord

lamb [lambs] (young sheep)
noun
[UK: læm]
[US: ˈlæm]

lamsubstantief
{n}

lammetjesubstantief
{n}

lambaste [lambasted, lambasting, lambastes] (to give a thrashing to)
verb
[UK: læm.ˈbeɪst]
[US: ˌlæm.ˈbæst]

iemand aframmelenwerkwoord

iemand een pandoering gevenwerkwoord

lambaste [lambasted, lambasting, lambastes] (to scold or verbally reprimand)
verb
[UK: læm.ˈbeɪst]
[US: ˌlæm.ˈbæst]

afkrakenwerkwoord

berispenwerkwoord

uitscheldenwerkwoord

lambda (name of the Greek letter)
noun
[UK: ˈlæm.də]
[US: ˈlæm.də]

labdasubstantief
{m} {f}

lambdasubstantief
{m} {f}

lambdacism (pronunciation of other sounds as l)
noun
[UK: lˈambdəsˌɪzəm]
[US: lˈæmbdəsˌɪzəm]

lambdacismesubstantief
{n}

Lambert (surname)
proper noun
[UK: ˈlæm.bərt]
[US: ˈlæm.bərt]

Lambrechteigennam

lambic (traditional Belgian beer)
noun

lambieksubstantief
{m}

lambkin (a young lamb)
noun
[UK: ˈlæmkɪn]
[US: ˈlæmkɪn]

lammetjesubstantief
{n}

flamboyant (showy, bold or audacious in behaviour, appearance, etc.)
adjective
[UK: flæmˈbo.ɪənt]
[US: flæm.ˌbɔɪənt]

extravagantbijvoeglijk naamwoord

flamboyantbijvoeglijk naamwoord

flamboyant (tree)
noun
[UK: flæmˈbo.ɪənt]
[US: flæm.ˌbɔɪənt]

flamboyantsubstantief
{m}

mutton dressed as lamb (middle-aged or elderly woman dressed in a style more suited to a young woman)
noun

van achteren lyceumsubstantief

van voren museumsubstantief

Paschal Lamb (Jesus Christ symbolized as a sacrifice)
noun
[UK: ˈpæ.skl̩ læm]
[US: ˈpæ.ʃəl ˈlæm]

Paaslamsubstantief
{n}

Paschal Lamb (the lamb eaten at Passover)
noun
[UK: ˈpæ.skl̩ læm]
[US: ˈpæ.ʃəl ˈlæm]

paaslamsubstantief
{n}

vegetable lamb (legendary plant believed to grow sheep from its branches)
noun

barometzsubstantief
{n}

plantaardige lam van Tartarijesubstantief
{n}