Engels-Nederlands woordenboek »

jack betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
black-backed jackal [black-backed jackals] (Canis mesomelas)
noun
[UK: blæk bækt ˈʤækɔːl ]
[US: blæk bækt ˈʤækəl ]

zadeljakhalssubstantief
{m}

zwartrugjakhalssubstantief
{m}

blackjack (card game)
noun
[UK: ˈblæk.dʒæk]
[US: ˈblæk.ˌdʒæk]

eenentwintigensubstantief
{n}

blackjack (flag)
noun
[UK: ˈblæk.dʒæk]
[US: ˈblæk.ˌdʒæk]

piratenvlagsubstantief
{c}

Daurian jackdaw (Corvus dauuricus)
noun

Daurische kauwsubstantief
{m}

dust jacket (detachable protective cover of a book)
noun
[UK: dʌst ˈdʒækɪt]
[US: ˈdəst ˈdʒækət]

boekomslagsubstantief

every Jack has his Jill phrase

op elk potje past een dekselphrase

flapjack [flapjacks] (oat bar)
noun
[UK: ˈflæp.dʒæk]
[US: ˈflæp.dʒæk]

haverkoekjesubstantief
{n}

golden jackal [golden jackals] (Canis aureus)
noun
[UK: ˈɡəʊl.dən ˈdʒæk.ɔːl]
[US: ˈɡoʊl.dən ˈdʒækəl]

gewone jakhalssubstantief
{m}

goudjakhalssubstantief
{m}

goudwolfsubstantief
{m}

rietwolfsubstantief
{m}

hijack [hijacked, hijacking, hijacks] (to seize control of a vehicle)
verb
[UK: ˈhaɪ.dʒæk]
[US: ˈhaɪ.ˌdʒæk]

kapenwerkwoord

hijacker [hijackers] (someone who hijacks)
noun
[UK: ˈhaɪ.dʒækə(r)]
[US: ˈhaɪ.ˌdʒækər]

kapersubstantief
{m}

hijacking [hijackings] (act of one who hijacks)
noun
[UK: ˈhaɪ.dʒækɪŋ]
[US: ˈhaɪ.ˌdʒækɪŋ]

gijzelingsubstantief
{f}

kapingsubstantief
{f}

jumping jack (toy)
noun
[UK: ˈdʒʌm.pɪŋ.dʒæk]
[US: ˈdʒʌm.pɪŋ.dʒæk]

trekpopsubstantief
{f}

life jacket (An article of protective clothing)
noun
[UK: laɪf ˈdʒækɪt]
[US: ˈlaɪf ˈdʒækət]

reddingsvestsubstantief
{n}

lumberjack [lumberjacks] (person who fells trees)
noun
[UK: ˈlʌm.bə.dʒæk]
[US: ˈlʌm.bər.ˌdʒæk]

houthakkersubstantief
{m} {f}

lumberjacket (a lumberjack shirt)
noun

houthakkershemdsubstantief
{n}

pallet jack (manually operated device for lifting and moving pallets)
noun
[UK: ˈpæ.lɪt dʒæk]
[US: ˈpæ.lət ˈdʒæk]

transpalletsubstantief

pumpjack (drive for a submerged pump)
noun
[UK: pˈʌmpdʒak]
[US: pˈʌmpdʒæk]

jaknikkersubstantief
{m}

side-striped jackal noun
[UK: saɪd straɪpt ˈʤækɔːl ]
[US: saɪd straɪpt ˈʤækəl ]

gestreepte jakhalssubstantief
{m}

skyjacking (The kidnapping of the passengers of an airplane by threat of force)
noun
[UK: skˈaɪdʒakɪŋ]
[US: skˈaɪdʒækɪŋ]

vliegtuigkapingsubstantief
{c}

slippery jack (mushroom in genus Suillus)
noun

bruine ringboleetsubstantief

straitjacket [straitjackets] (a jacket-like garment)
noun
[UK: ˈstreɪt.dʒækɪt]
[US: ˈstreɪt.ˌdʒækət]

dwangbuissubstantief
{n} {f}

straitjacket (to put someone into a straitjacket)
verb
[UK: ˈstreɪt.dʒækɪt]
[US: ˈstreɪt.ˌdʒækət]

iemand een dwangbuis aandoenwerkwoord

straitjacket (to restrict the freedom of)
verb
[UK: ˈstreɪt.dʒækɪt]
[US: ˈstreɪt.ˌdʒækət]

iemand in zijn vrijheid beperkenwerkwoord

12