Engels-Nederlands woordenboek »

jack betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
Jack (anglicized form of Jacques)
proper noun
[UK: dʒæk]
[US: ˈdʒæk]

Jaapeigennam

Jacobeigennam

Jacobuseigennam

Jakobeigennam

jack [jacks] (device for raising and supporting a heavy object)
noun
[UK: dʒæk]
[US: ˈdʒæk]

kriksubstantief
{f}

jack [jacks] (male ass (the animal))
noun
[UK: dʒæk]
[US: ˈdʒæk]

ezelsubstantief
{m}

jack [jacks] (military: coarse medieval coat of defense)
noun
[UK: dʒæk]
[US: ˈdʒæk]

jekkersubstantief
{m}

jack [jacks] (playing card)
noun
[UK: dʒæk]
[US: ˈdʒæk]

boersubstantief
{m}

zotsubstantief
{m}

jack [jacks] (surface mounted connector)
noun
[UK: dʒæk]
[US: ˈdʒæk]

aansluitingsubstantief
{f}

aansluitpuntsubstantief
{n}

stekkersubstantief
{f}

stopkontaktsubstantief
{n}

jack-knife (a compact folding knife)
noun
[UK: ˈdʒæk naɪf]
[US: ˈdʒæk naɪf]

knipmessubstantief
{n}

zakmessubstantief
{n}

jack mackerel (fish)
noun

horsmakreelsubstantief
{f}

jack of all trades (one competent in many endeavors)
noun
[UK: dʒæk əv ɔːl treɪdz]
[US: ˈdʒæk əv ɔːl ˈtreɪdz]

duivel-doet-alsubstantief
{m}

duizendpootsubstantief
{m}

manusje-van-allessubstantief
{n}

jack of all trades, master of none (person who has a competent grasp of many skills)
noun

dertien ongelukkensubstantief

twaalf stielensubstantief

jack of clubs (playing card)
noun

klaverboersubstantief
{m}

jack of diamonds (playing card)
noun

ruitenboersubstantief
{m}

jack of hearts (playing card)
noun

hartenboersubstantief
{m}

jack of spades (playing card)
noun

schoppenboersubstantief
{m}

Jack the Ripper (19th century murderer)
proper noun
[UK: dʒæk ðə ˈrɪ.pə(r)]
[US: ˈdʒæk ðə ˈrɪ.pər]

Jack the Rippereigennam
{m}

jackal [jackals] (slang for the playing card jack)
noun
[UK: ˈdʒæk.ɔːl]
[US: ˈdʒækəl]

boersubstantief
{m}

jackal [jackals] (wild canine)
noun
[UK: ˈdʒæk.ɔːl]
[US: ˈdʒækəl]

jakhalssubstantief
{m}

jackass [jackasses] (male donkey)
noun
[UK: ˈdʒækæs]
[US: ˈdʒæˌkæs]

ezelsubstantief
{m}

jackdaw [jackdaws] (Coloeus monedula)
noun
[UK: ˈdʒæk.dɔː]
[US: ˈdʒæk.dɔː]

kauwsubstantief
{m}

torenkraaisubstantief
{f}

jacket [jackets] (piece of clothing worn on the upper body outside a shirt or blouse)
noun
[UK: ˈdʒækɪt]
[US: ˈdʒækət]

jassubstantief
{m}

jacket [jackets] (protective or insulating cover)
noun
[UK: ˈdʒækɪt]
[US: ˈdʒækət]

vestsubstantief
{m}

jackfruit [jackfruits] (the fruit)
noun

jackfruitsubstantief

nangkasubstantief

jackhammer [jackhammers] (portable percussive drill device)
noun
[UK: ˈdʒæk.ˌhæ.mə(r)]
[US: ˈdʒæk.ˌhæ.mər]

drilboorsubstantief
{f}

jackpot (accumulating money prize pool)
noun
[UK: ˈdʒæk.pɒt]
[US: ˈdʒæk.ˌpɑːt]

jackpotsubstantief

jacksnipe (Lymnocryptes minimus)
noun

bokjesubstantief
{n}

all work and no play makes Jack a dull boy (too much hard work)
phrase

't is een slecht dorp waar het nooit kermis isphrase

de boog kan niet altijd gespannen zijnphrase

12