Engels-Nederlands woordenboek »

frog betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
frog [frogs] (amphibian)
noun
[UK: frɒɡ]
[US: ˈfrɑːɡ]

kikkersubstantief
{m}

kikvorssubstantief
{m}

frog [frogs] (organ in a horse’s foot)
noun
[UK: frɒɡ]
[US: ˈfrɑːɡ]

straalsubstantief
{m}

frog [frogs] (part of a railway)
noun
[UK: frɒɡ]
[US: ˈfrɑːɡ]

puntstuksubstantief
{n}

frog in one's throat (hoarseness (idiomatic))
noun

een kikker in de keel hebbensubstantief

frog legs (hind legs of frog as food)
noun

kikkerbilletjessubstantief

frogman [frogmen] (diver)
noun
[UK: ˈfrɒɡ.mən]
[US: ˈfrɑːg.ˌmæn]

kikvorsmansubstantief
{m}

frogmouth [frogmouths] (bird of the family Podargidae)
noun
[UK: ˈfrɑːɡ.ˌmɑːwθ]
[US: ˈfrɑːg.ˌmɑːwθ]

uilnachtzwaluwsubstantief

frogspawn (frogs' eggs)
noun

kikkerdrilsubstantief
{c}

bullfrog [bullfrogs] noun
[UK: ˈbʊl.frɒɡ]
[US: ˈbʊl.ˌfrɑːɡ]

brulkikkersubstantief
{m}

clawed frog (any frog in the genus Xenopus)
noun

klauwkikkersubstantief
{m}

leapfrog (game)
noun
[UK: ˈliːp.frɒɡ]
[US: ˈliːp.ˌfrɒɡ]

haasje-oversubstantief

wood frog noun

boskikkersubstantief
{m}