Engels-Nederlands woordenboek »

fie betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
reify [reified, reifying, reifies] (to regard something abstract as if it were a concrete material thing)
verb
[UK: reify]
[US: reify]

concretiserenwerkwoord

verstoffelijkenwerkwoord

Russify [Russified, Russifying, Russifies] (to make or become more Russian)
verb
[UK: ˈruː.sə.faɪ]
[US: ˈruː.sə.faɪ]

russificerenwerkwoord

sanctify [sanctified, sanctifying, sanctifies] (to endorse)
verb
[UK: ˈsæŋk.tɪ.faɪ]
[US: ˈsæŋk.tə.faɪ]

ruggensteunenwerkwoord

sanctify [sanctified, sanctifying, sanctifies] (to make acceptable or useful)
verb
[UK: ˈsæŋk.tɪ.faɪ]
[US: ˈsæŋk.tə.faɪ]

verschonenwerkwoord

sanctify [sanctified, sanctifying, sanctifies] (to make holy)
verb
[UK: ˈsæŋk.tɪ.faɪ]
[US: ˈsæŋk.tə.faɪ]

consacrerenwerkwoord

heilig verklarenwerkwoord

heiligenwerkwoord

inwijdenwerkwoord

sacraliserenwerkwoord

sancrerenwerkwoord

sanctificerenwerkwoord

sanctifiërenwerkwoord

verheiligenwerkwoord

wijdenwerkwoord

sanctify [sanctified, sanctifying, sanctifies] (to purify)
verb
[UK: ˈsæŋk.tɪ.faɪ]
[US: ˈsæŋk.tə.faɪ]

louterenwerkwoord

zuiverenwerkwoord

satisfied (in a state of satisfaction)
adjective
[UK: ˈsæ.tɪ.sfaɪd]
[US: ˈsæ.təs.ˌfaɪd]

tevredenbijvoeglijk naamwoord

voldaanbijvoeglijk naamwoord

satisfy [satisfied, satisfying, satisfies] (to meet needs, to fulfill)
verb
[UK: ˈsæ.tɪ.sfaɪ]
[US: ˈsæ.təs.ˌfaɪ]

bevredigenwerkwoord

voldoenwerkwoord

voldoende zijnwerkwoord

scarify [scarified, scarifying, scarifies] (to remove thatch)
verb
[UK: ˈskæ.rɪ.faɪ]
[US: ˈskæ.rɪ.faɪ]

verticuterenwerkwoord

self-satisfied (satisfied with oneself)
adjective
[UK: self ˈsæ.tɪ.sfaɪd]
[US: ˈself ˈsæ.təs.ˌfaɪd]

zelfingenomenbijvoeglijk naamwoord

selfie (photographic self-portrait)
noun
[UK: sˈelfi]
[US: sˈelfi]

otofotosubstantief
{m}

selfiesubstantief
{n}

selfie stick (extendable arm to hold a camera)
noun

selfiesticksubstantief
{m}

selfiestoksubstantief
{m}

semantic field (group of words relating to same subject)
noun

betekenisveldsubstantief
{n}

semantisch veldsubstantief
{n}

Sheffield stand (bike staple)
noun

nietjesubstantief
{n}

signify [signified, signifying, signifies] (to mean, to betoken, see also: mean; denote; betoken)
verb
[UK: ˈsɪɡ.nɪ.faɪ]
[US: ˈsɪɡ.nə.ˌfaɪ]

betekenenwerkwoord

signify [signified, signifying, signifies] (to show one's intentions)
verb
[UK: ˈsɪɡ.nɪ.faɪ]
[US: ˈsɪɡ.nə.ˌfaɪ]

duidelijk makenwerkwoord

te kennen gevenwerkwoord

simplify [simplified, simplifying, simplifies] (to make simpler)
verb
[UK: ˈsɪm.plɪ.faɪ]
[US: ˈsɪm.plə.ˌfaɪ]

vereenvoudigenwerkwoord

versimpelenwerkwoord

Simplified Chinese (Chinese written using simplified characters)
proper noun
[UK: ˈsɪm.plɪ.faɪd tʃaɪ.ˈniːz]
[US: ˈsɪm.plə.ˌfaɪd tʃaɪ.ˈniːz]

vereenvoudigd Chineeseigennam
{n}

solidify [solidified, solidifying, solidifies] (intransitive: to become solid; to freeze)
verb
[UK: sə.ˈlɪ.dɪ.faɪ]
[US: sə.ˈlɪ.də.ˌfaɪ]

verstarrenwerkwoord

specify [specified, specifying, specifies] (state explicitly, in detail, or as a condition)
verb
[UK: ˈspe.sɪ.faɪ]
[US: ˈspe.sə.ˌfaɪ]

specificerenwerkwoord

stuffy [stuffier, stuffiest] (poorly ventilated)
adjective
[UK: ˈstʌ.fi]
[US: ˈstʌ.fi]

bedomptbijvoeglijk naamwoord

2345

Zoek geschiedenis