Engels-Nederlands woordenboek »

face betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
clock face [clock faces] (the surface of a clock that contains the dial and hands)
noun
[UK: ˈklɒk feɪs]
[US: ˈklɑːk ˈfeɪs]

wijzerplaatsubstantief
{c}

cut off one's nose to spite one's face (harm oneself as a result of trying to harm an adversary)
verb
[UK: kʌt ɒf wʌnz nəʊz tuː spaɪt wʌnz feɪs]
[US: ˈkət ˈɒf wʌnz noʊz ˈtuː ˈspaɪt wʌnz ˈfeɪs]

wie zijn neus schendt schendt zijn aangezichtwerkwoord

deface [defaced, defacing, defaces] (to damage)
verb
[UK: dɪ.ˈfeɪs]
[US: də.ˈfeɪs]

schendenwerkwoord

efface [effaced, effacing, effaces] (make oneself inobtrusive)
verb
[UK: ɪ.ˈfeɪs]
[US: ə.ˈfeɪs]

zich wegcijferenwerkwoord

egg on one's face (suffer embarrassment or humiliation)
noun

een figuur slaansubstantief

graphical user interface [graphical user interfaces] (type of user interface)
noun
[UK: ˈɡræ.fɪk.l̩ ˈjuːz.ə(r) ˈɪn.tə.feɪs]
[US: ˈɡræ.fɪk.l̩ ˈjuːz.ər ˈɪn.tər.ˌfes]

grafische gebruikersinterfacesubstantief
{m}

ice resurfacer (implement used to renew ice surface)
noun

ijsdweilmachinesubstantief
{f}

in-your-face (aggressively or blatantly confrontational)
adjective

gedurfdbijvoeglijk naamwoord

interface [interfaces] (computing: point of interconnection between systems or subsystems)
noun
[UK: ˈɪn.tə.feɪs]
[US: ˈɪn.tər.ˌfes]

interfacesubstantief
{m}

interface [interfaces] (point of interconnection between entities)
noun
[UK: ˈɪn.tə.feɪs]
[US: ˈɪn.tər.ˌfes]

aansluitingsubstantief
{f}

koppelingsubstantief
{f}

raakpuntsubstantief
{n}

lose face (lose respect of others)
verb
[UK: luːz feɪs]
[US: ˈluːz ˈfeɪs]

gezichtsverlies lijdenwerkwoord

het gezicht verliezenwerkwoord

loss of face (loss of respect of others)
noun
[UK: lɒs əv feɪs]
[US: ˈlɒs əv ˈfeɪs]

gezichtsverliessubstantief
{n}

multifaceted (having many aspects)
adjective
[UK: ˌmʌlt.i.ˈfæ.sə.təd]
[US: ˌmʌlt.i.ˈfæ.sə.təd]

veelzijdigbijvoeglijk naamwoord

paleface (a white person of European descent, in the context of American Indians)
noun
[UK: ˈpeɪl.feɪs]
[US: ˈpeɪl.feɪs]

bleekgezichtsubstantief
{n}

poker face (impassive facial expression preventing determining whether one's actions in the game are the result of a quality hand or of bluffing)
noun
[UK: ˈpəʊk.ə.ˈfeɪs]
[US: ˈpəʊk.ə.ˈfeɪs]

pokerfacesubstantief

preface [prefaces] (introduction before the main text)
noun
[UK: ˈpre.fɪs]
[US: ˈpre.fəs]

voorredesubstantief
{f}

voorwoordsubstantief
{n}

shamefaced (bashful or ashamed)
adjective
[UK: ˈʃeɪm.feɪst]
[US: ˈʃeɪm.ˌfest]

beschaamdbijvoeglijk naamwoord

slap in the face (slap in the face or on the cheek)
noun
[UK: slæp ɪn ðə feɪs]
[US: sˈlæp ɪn ðə ˈfeɪs]

muilpeersubstantief

oorvijgsubstantief

surface [surfaced, surfacing, surfaces] (to rise to the surface)
verb
[UK: ˈsɜː.fɪs]
[US: ˈsɝː.fəs]

aan de oppervlakte brengenwerkwoord

boven water komenwerkwoord

opduikenwerkwoord

surface [surfaces] (up-side of a flat object)
noun
[UK: ˈsɜː.fɪs]
[US: ˈsɝː.fəs]

oppervlaksubstantief

oppervlaktesubstantief

surface of revolution noun
[UK: ˈsɜː.fɪs əv ˌre.və.ˈluːʃ.n̩]
[US: ˈsɝː.fəs əv ˌre.və.ˈluːʃ.n̩]

omwentelingslichaamsubstantief
{n}

surface tension [surface tensions] (the effect on the surface of a liquid)
noun
[UK: ˈsɜː.fɪs ˈten.ʃn̩]
[US: ˈsɝː.fəs ˈten.ʃn̩]

oppervlaktespanningsubstantief
{f}

surface water [surface waters] (water collecting on the ground or in a body of water)
noun
[UK: ˈsɜː.fɪs ˈwɔː.tə(r)]
[US: ˈsɝː.fəs ˈwɒ.tər]

oppervlaktewatersubstantief
{n}

typeface [typefaces] (font family)
noun
[UK: ˈtaɪp.feɪs]
[US: ˈtaɪp.ˌfes]

lettertypesubstantief
{n}

user interface [user interfaces] (the part of a software application that a user sees and interacts with)
noun
[UK: ˈjuːz.ə(r) ˈɪn.tə.feɪs]
[US: ˈjuːz.ər ˈɪn.tər.ˌfes]

gebruikersinterfacesubstantief
{m}

volte-face (reversal of attitude, policy, or principle)
noun
[UK: ˌvɒlt ˈfɑːs]
[US: ˌvɒlt ˈfæs]

draaisubstantief
{m}

volte-facesubstantief
{f}

whiteface (dragonfly of genus Leucorrhinia)
noun

witsnuitlibelsubstantief
{f}

12