Engels-Nederlands woordenboek »

ew betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
blow [blew, blown, blowing, blows] (to produce an air current)
verb
[UK: bləʊ]
[US: ˈbloʊ]

blazenwerkwoord

waaienwerkwoord

blow [blew, blown, blowing, blows] (to squander)
verb
[UK: bləʊ]
[US: ˈbloʊ]

doorjagenwerkwoord

brand new (utterly new)
adjective
[UK: brænd njuː]
[US: ˈbrænd nuː]

gloednieuwbijvoeglijk naamwoord

spiksplinternieuwbijvoeglijk naamwoord

splinternieuwbijvoeglijk naamwoord

brew [brews] (something brewed)
noun
[UK: bruː]
[US: ˈbruː]

brouwselsubstantief
{n}

brew [brewed, brewing, brews] verb
[UK: bruː]
[US: ˈbruː]

brouwenwerkwoord

brewer [brewers] (someone who brews)
noun
[UK: ˈbruːə(r)]
[US: ˈbruːər]

brouwersubstantief
{m}

brewery [breweries] (building where beer is produced)
noun
[UK: ˈbrʊə.ri]
[US: ˈbruːə.ri]

brouwerijsubstantief
{f}

brewmaster (person in charge of beer production at a brewery)
noun

brouwmeestersubstantief

carriageway [carriageways] (part of a road that carries traffic)
noun
[UK: ˈkær.ɪdʒ.weɪ]
[US: ˈkær.ɪdʒ.weɪ]

rijbaansubstantief
{c}

carry coals to Newcastle (do something unneeded or redundant)
verb

uilen naar Athene dragenwerkwoord

water naar de zee dragenwerkwoord

cashew [cashews] (tree)
noun
[UK: ˈkæ.ʃuː]
[US: ˈkæ.ˌʃuː]

cachousubstantief

cashewsubstantief

cashew nut [cashew nuts] (the seed of the cashew tree)
noun
[UK: ˈkæ.ʃuː nʌt]
[US: ˈkæ.ˌʃuː ˈnət]

cashewnootsubstantief
{c}

chew [chewed, chewing, chews] (to crush food with teeth prior to swallowing)
verb
[UK: tʃuː]
[US: ˈtʃuː]

kauwenwerkwoord

chew the cud (literal meaning)
verb
[UK: tʃuː ðə kʌd]
[US: ˈtʃuː ðə kʌd]

herkauwenwerkwoord

chewy [chewier, chewiest] (having a pliable or springy texture when chewed)
adjective
[UK: ˈtʃuːi]
[US: ˈtʃuːi]

rubberigbijvoeglijk naamwoord

taaibijvoeglijk naamwoord

chewing gum [chewing gums] (flavoured preparation for chewing)
noun
[UK: ˈtʃuːɪŋ ɡʌm]
[US: ˈtʃuːɪŋ ˈɡəm]

kauwgomsubstantief
{m}

clerihew (rhyme of four lines, usually regarding a person)
noun
[UK: ˈkle.rɪ.hjuː]
[US: ˈkle.rɪ.hjuː]

clerihewsubstantief

codeword (cryptography: string of encrypted text)
noun

codewoordsubstantief
{n}

codeword (type of crossword)
noun

cijfercodesubstantief
{m}

common shrew (Sorex araneus)
noun
[UK: ˈkɒ.mən ʃruː]
[US: ˈkɑː.mən ʃruː]

bosspitsmuissubstantief
{f}

corkscrew [corkscrews] (implement for opening bottles sealed by a cork)
noun
[UK: ˈkɔːk.skruː]
[US: ˈkɔːrk.ˌskruː]

kurkentrekkersubstantief
{m}

crew [crews] (arts: non-actor members of a theatrical stage production)
noun
[UK: kruː]
[US: ˈkruː]

technisch theaterpersoneelsubstantief

crew [crews] (group of people operating a large facility or piece of equipment)
noun
[UK: kruː]
[US: ˈkruː]

bemanningsubstantief
{f}

ploegsubstantief
{f}

crew [crews] (group of people working on common task)
noun
[UK: kruː]
[US: ˈkruː]

teamsubstantief
{n}

crew [crews] (informal: group of friends or associates)
noun
[UK: kruː]
[US: ˈkruː]

gezelschapsubstantief
{n}

crew [crews] (member of a crew)
noun
[UK: kruː]
[US: ˈkruː]

bemanningslidsubstantief
{n}

teamlidsubstantief
{n}

crew (nautical: to recruit a crew)
verb
[UK: kruː]
[US: ˈkruː]

een bemanning wervenwerkwoord

crew [crews] (non-officer nautical personnel)
noun
[UK: kruː]
[US: ˈkruː]

schepelingsubstantief
{m}

crew (to be a member of a vessel's crew)
verb
[UK: kruː]
[US: ˈkruː]

dienenwerkwoord

crew (to supply workers or sailors for a crew)
verb
[UK: kruː]
[US: ˈkruː]

bemannenwerkwoord

cringeworthy (that causes one to cringe)
adjective

tenenkrullendbijvoeglijk naamwoord

crown jewels (jewelry)
noun

kroonjuwelensubstantief
{n-Pl}

123

Zoek geschiedenis