Engels-Nederlands woordenboek »

elder betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
elder (greater than another in age or seniority)
adjective
[UK: ˈel.də(r)]
[US: ˈel.dər]

ouderbijvoeglijk naamwoord

elder [elders] (officer of a church)
noun
[UK: ˈel.də(r)]
[US: ˈel.dər]

ouderlingsubstantief
{m}

elder [elders] (Sambucus)
noun
[UK: ˈel.də(r)]
[US: ˈel.dər]

vliersubstantief

elderberry [elderberries] (fruit)
noun
[UK: ˈel.də.be.ri]
[US: ˈel.də.be.ri]

vlierbessubstantief
{f}

eldercare (care for the elderly)
noun

ouderenzorgsubstantief
{f}

elderly (old)
adjective
[UK: ˈel.də.li]
[US: ˈel.dər.li]

bejaardbijvoeglijk naamwoord

attacking midfielder (midfield player)
noun

aanvallende middenveldersubstantief
{c}

defensive midfielder (midfield player)
noun

verdedigende middenveldersubstantief
{c}

dwarf elder [dwarf elders] (Sambucus ebulus)
noun
[UK: dwɔːf ˈel.də(r)]
[US: ˈdwɔːrf ˈel.dər]

kruidvliersubstantief

Gelderland (province of the Netherlands)
proper noun

Gelderlandeigennam

ground elder (Aegopodium podagraria)
noun
[UK: ɡraʊnd ˈel.də(r)]
[US: ˈɡraʊnd ˈel.dər]

zevenbladsubstantief

guelder rose [guelder roses] (guelder rose, snowball tree)
noun
[UK: ˈɡel.də.ˈrəʊz]
[US: ˈɡel.də.ˈrəʊz]

gelderse roossubstantief
{f}

welder [welders] (item of equipment)
noun
[UK: ˈwel.də(r)]
[US: ˈwel.dər]

lasapparaatsubstantief
{n}

welder [welders] (one who welds)
noun
[UK: ˈwel.də(r)]
[US: ˈwel.dər]

lassersubstantief

Zoek geschiedenis