Engels-Nederlands woordenboek »

eel betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
eel [eels] (any fish of the order Anguilliformes)
noun
[UK: iːl]
[US: ˈiːl]

aal [alen]substantief
{m}

palingsubstantief
{m}

palingachtigensubstantief
{Pl}

eelgrass [eelgrasses] noun
[UK: ˈiːl.ˌɡræs]
[US: ˈiːl.ˌɡræs]

groot zeegrassubstantief

eelpot (trap for eels)
noun

aalfuiksubstantief

aalkorfsubstantief
{m}

eelpout [eelpouts] (fish of the family Zoarcidae)
noun
[UK: ˈiːl.ˌpɑːwt]
[US: ˈiːl.ˌpɑːwt]

puitaalsubstantief

eelspear (A spear for spearing eels)
noun

aalspeersubstantief
{m}

Achilles heel (vulnerability in an otherwise strong situation)
noun

achilleshielsubstantief

are you feeling better (familiar)
phrase

voel je je beter?phrase

are you feeling better (polite)
phrase

voelt u zich beter?phrase

balance wheel (timepiece mechanism)
noun
[UK: ˈbæ.ləns ˈwiːl̩]
[US: ˈbæ.ləns ˈhwiːl̩]

onrustsubstantief
{m} {f}

banana peel (outermost layer of the banana)
noun
[UK: bə.ˈnɑː.nə piːl]
[US: bə.ˈnæ.nə ˈpiːl]

bananenschilsubstantief
{f}

beeline (straight course, ignoring established paths of travel)
noun
[UK: ˈbiː.laɪn]
[US: ˈbiː.laɪn]

rechte lijnsubstantief

Beelzebub (a Semitic deity, another name for the Devil)
proper noun
[UK: bi.ˈel.zə.ˌbəb]
[US: bi.ˈel.zə.ˌbəb]

Beëlzebubeigennam

break on the wheel (to execute by beating)
verb
[UK: breɪk ɒn ðə ˈwiːl̩]
[US: ˈbreɪk ɑːn ðə ˈhwiːl̩]

radbrakenwerkwoord

cartwheel [cartwheels] (gymnastic maneuver)
noun
[UK: ˈkɑː.twiːl]
[US: ˈkɑːr.ˌtwil]

radslagsubstantief
{m}

cartwheel [cartwheels] (wheel of a cart)
noun
[UK: ˈkɑː.twiːl]
[US: ˈkɑːr.ˌtwil]

wagenwielsubstantief
{n}

creel [creels] (osier basket to hold fish)
noun
[UK: kriːl]
[US: ˈkriːl]

leefnetsubstantief
{n}

drive wheel (a wheel that transmits force.)
noun

aandrijfwielsubstantief
{n}

electric eel [electric eels] (species of fish)
noun
[UK: ɪ.ˈlek.trɪk iːl]
[US: ə.ˈlek.trɪk ˈiːl]

sidderaalsubstantief
{m}

feel [felt, felt, feeling, feels] (transitive: to sense by touch)
verb
[UK: fiːl]
[US: ˈfiːl]

voelenwerkwoord

feel [felt, felt, feeling, feels] verb
[UK: fiːl]
[US: ˈfiːl]

zich voelenwerkwoord

feel like (have a desire for something, or to do something)
verb

zin hebbenwerkwoord

feeler [feelers] (an antenna or appendage used to feel, as on an insect)
noun
[UK: ˈfiː.lə(r)]
[US: ˈfiː.lər]

voeldraadsubstantief

voelhoornsubstantief

voelsprietsubstantief

feeler [feelers] (someone or something that feels)
noun
[UK: ˈfiː.lə(r)]
[US: ˈfiː.lər]

voelendesubstantief
{m}

voelersubstantief
{m}

feeler [feelers] (Something ventured to test other's feelings)
noun
[UK: ˈfiː.lə(r)]
[US: ˈfiː.lər]

proefballonsubstantief
{m}

feeling [feelings] (emotion)
noun
[UK: ˈfiːl.ɪŋ]
[US: ˈfiːl.ɪŋ]

emotiesubstantief
{f}

feeling (emotionally sensitive)
adjective
[UK: ˈfiːl.ɪŋ]
[US: ˈfiːl.ɪŋ]

gevoeligbijvoeglijk naamwoord

feeling [feelings] (in plural: emotional state or well-being)
noun
[UK: ˈfiːl.ɪŋ]
[US: ˈfiːl.ɪŋ]

gevoelenssubstantief
{n-Pl}

feeling [feelings] (intuition)
noun
[UK: ˈfiːl.ɪŋ]
[US: ˈfiːl.ɪŋ]

voorgevoelsubstantief
{n}

feeling [feelings] (sensation)
noun
[UK: ˈfiːl.ɪŋ]
[US: ˈfiːl.ɪŋ]

gevoelsubstantief
{n}

Ferris wheel (ride at a fair consisting of large wheel)
noun
[UK: ˈfe.rɪs.ˈwiːl]
[US: ˈfe.rɪs.ˈwiːl]

reuzenradsubstantief
{n}

fifth wheel (anything superfluous or unnecessary)
noun
[UK: ˈfɪfθ ˈwiːl̩]
[US: ˈfɪfθ ˈhwiːl̩]

't vijfde wielsubstantief

flywheel (rotating mass)
noun
[UK: ˈflaɪ.wiːl]
[US: ˈflaɪ.ˌwil]

vliegwielsubstantief
{n}

four-wheel drive [four-wheel drives] (transmission system)
noun
[UK: fɔː(r) ˈwiːl̩ draɪv]
[US: ˈfɔːr ˈhwiːl̩ ˈdraɪv]

vierwielaandrijvingsubstantief
{f}

four-wheel drive [four-wheel drives] (vehicle)
noun
[UK: fɔː(r) ˈwiːl̩ draɪv]
[US: ˈfɔːr ˈhwiːl̩ ˈdraɪv]

fourwheeldrivesubstantief
{m}

12

Zoek geschiedenis