Engels-Nederlands woordenboek »

drop betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
drop [dropped, dropping, drops] verb
[UK: drɒp]
[US: ˈdrɑːp]

liggenwerkwoord

drop dead (an angry expletive)
interjection
[UK: drɒp ded]
[US: ˈdrɑːp ˈded]

val doodinterjection

drop dead (to die suddenly)
verb
[UK: drɒp ded]
[US: ˈdrɑːp ˈded]

doodvallenwerkwoord

drop in the bucket (an effort or action having very little influence, especially as compared to a huge problem)
noun
[UK: drɒp ɪn ðə ˈbʌkɪt]
[US: ˈdrɑːp ɪn ðə ˈbʌkət]

een druppel in de oceaansubstantief

een druppel op de gloeiende plaatsubstantief

drop like a bad habit verb

als een baksteen laten vallenwerkwoord

drop the ball (fail in one’s responsibilities)
verb

een steek laten vallenwerkwoord

dropdown list (user interface element)
noun

uitklapmenusubstantief
{n}

droplet (very small drop)
noun
[UK: ˈdrɒ.plət]
[US: ˈdrɑː.plət]

druppeltjesubstantief
{n}

dropout [dropouts] (slot in a bicycle frame to hold the axle of a wheel)
noun
[UK: ˈdrɒ.paʊt]
[US: ˈdrɑː.ˌpɑːwt]

padsubstantief
{c}

patsubstantief
{c}

uitvaleindesubstantief
{f}

dropsy [dropsies] (swelling)
noun
[UK: ˈdrɒp.si]
[US: ˈdrɑːp.si]

waterzuchtsubstantief

dropwise (one drop at a time)
adverb

druppel voor druppelbijwoord

airdrop [airdrops] (act of dropping goods, equipment, or personnel from an aircraft)
noun
[UK: ˈerdrap]
[US: ˈerdrap]

droppingsubstantief
{m}

airdrop (to drop goods, equipment, or personnel from an aircraft)
verb
[UK: ˈerdrap]
[US: ˈerdrap]

droppenwerkwoord

met valschermen afwerpenwerkwoord

backdrop [backdrops] (a decorated cloth hung at the back of a stage)
noun
[UK: ˈbæk.drɒp]
[US: ˈbæk.ˌdrɑːp]

decorsubstantief
{n}

dead drop (location used to pass items between two people in secret)
noun

dode brievenbussubstantief
{m}

dewdrop [dewdrops] (a droplet of water formed as dew)
noun
[UK: ˈdjuː.drɒp]
[US: ˈduː.ˌdrɑːp]

dauwdruppelsubstantief
{m}

eavesdrop [eavesdropped, eavesdropping, eavesdrops] (to hear a conversation one is not intended to hear)
verb
[UK: ˈiːvz.drɒp]
[US: ˈiːvz.ˌdrɑːp]

afluisterenwerkwoord

luistervinkenwerkwoord

eavesdropper [eavesdroppers] (one who eavesdrops)
noun
[UK: ˈiːvz.drɒ.pə(r)]
[US: ˈiːvz.drɒ.pər]

afluisteraarsubstantief
{m}

luistervinksubstantief
{m}

hydrophobia (rabies, see also: rabies)
noun
[UK: ˌhaɪ.drə.ˈfəʊ.bɪə]
[US: ˌhaɪ.drəˈfo.ʊ.bɪə]

watervreessubstantief
{f}

hydrops (accumulation of serous fluid)
noun

leewatersubstantief
{n}

jaw-dropping (causing great awe or surprise)
adjective
[UK: dʒɔː ˈdrɒp.ɪŋ]
[US: ˈdʒɒ ˈdrɑːp.ɪŋ]

adembenemendbijvoeglijk naamwoord

verbazingwekkendbijvoeglijk naamwoord

verbluffendbijvoeglijk naamwoord

raindrop [raindrops] (droplet of rainwater)
noun
[UK: ˈreɪn.drɒp]
[US: ˈreɪn.ˌdrɑːp]

regendruppelsubstantief
{m}

snowdrop [snowdrops] (plant)
noun
[UK: ˈsnəʊ.drɒp]
[US: ˈsnoʊ.drɑːp]

sneeuwklokjesubstantief
{n}

teardrop [teardrops] (single tear)
noun
[UK: ˈtɪə.drɒp]
[US: ˈtɪə.drɑːp]

traan [tranen]substantief
{m} {f}

the penny drops (understanding is reached, one comprehends)
phrase
[UK: ðə ˈpe.ni drɒps]
[US: ðə ˈpe.ni ˈdrɑːps]

het kwartje is gevallenphrase

zijn frank is gevallenphrase

water dropwort (plant of the genus Oenanthe)
noun
[UK: ˈwɔː.tə(r)]
[US: ˈwɒ.tər]

torkruidsubstantief
{n}