Engels-Nederlands woordenboek »

dog betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
beware of the dog phrase

pas op voor de hondphrase

boondoggle [boondoggles] (pointless activity)
noun
[UK: ˌbuːn.ˈdɑː.ɡəl]
[US: ˌbuːn.ˈdɑː.ɡəl]

tijdverspillingsubstantief

bulldog [bulldogs] (breed of dog)
noun
[UK: ˈbʊl.dɒɡ]
[US: ˈbʊl.ˌdɔːɡ]

buldogsubstantief
{m}

bush dog (a wild canine animal)
noun

boshondsubstantief
{m}

Canaan Dog noun
[UK: ˈkeɪ.nən dɒɡ]
[US: ˈkeɪ.nən ˈdɔːɡ]

Kanaän-hondsubstantief
{m}

Chinese Crested Dog noun
[UK: tʃaɪ.ˈniːz ˈkre.stɪd dɒɡ]
[US: tʃaɪ.ˈniːz ˈkre.stəd ˈdɔːɡ]

Chinese gekuifde naakthondsubstantief
{m}

Croatian Sheepdog noun
[UK: kroˈeɪ.ʃən ˈʃiːp.dɒɡ]
[US: kroˈeɪ.ʃən ˈʃiːp.dɔːɡ]

kroatische herdersubstantief

endogamy (the practice of marrying within one's own social group)
noun
[UK: en.ˈdɒ.ɡə.mɪ]
[US: en.ˈdɑː.ɡə.miː]

endogamiesubstantief
{f}

go to the dogs (idiomatic: to decline or deteriorate)
verb
[UK: ɡəʊ tuː ðə dɒɡz]
[US: ˈɡoʊ ˈtuː ðə ˈdɑːɡz]

naar de filistijnen gaanwerkwoord

naar de kloten gaanwerkwoord

naar de knoppen gaanwerkwoord

naar de verdoemenis gaanwerkwoord

guard dog (dog used to protect a property or its owner)
noun
[UK: ɡɑːd dɒɡ]
[US: ˈɡɑːrd ˈdɔːɡ]

waakhondsubstantief
{m}

guide dog (dog that is trained to be of assistance to a blind person)
noun
[UK: ɡaɪd dɒɡ]
[US: ˈɡaɪd ˈdɔːɡ]

blindengeleidehondsubstantief
{m}

geleidehondsubstantief
{m}

gun dog (dog used by hunter)
noun
[UK: ɡʌn dɒɡ]
[US: ˈɡən ˈdɔːɡ]

jachthondsubstantief
{m}

vogelhondsubstantief
{m}

herding dog noun
[UK: ˈhɜːd.ɪŋ dɒɡ]
[US: ˈhɝːd.ɪŋ ˈdɔːɡ]

herdershondsubstantief

Icelandic Sheepdog noun
[UK: aɪs.ˈlən.dɪk ˈʃiːp.dɒɡ]
[US: aɪs.ˈlæn.dɪk ˈʃiːp.dɔːɡ]

IJslandse herdershondsubstantief
{m}

Ladoga (a lake in Russia)
proper noun
[UK: ˈlɑːdəgə]
[US: ˈlɑːdəgə]

Ladogameereigennam
{n}

let sleeping dogs lie (leave things as they are)
verb
[UK: let ˈsliːp.ɪŋ dɒɡz laɪ]
[US: ˈlet sˈliːp.ɪŋ ˈdɑːɡz ˈlaɪ]

slapende honden wekt men nietwerkwoord

one man and his dog (almost nobody; very few people)
noun

anderhalve man en een paardenkopsubstantief

police dog (trained dog for police work)
noun
[UK: pə.ˈliːs dɒɡ]
[US: pə.ˈliːs ˈdɔːɡ]

politiehondsubstantief
{m}

Portuguese Water Dog noun

Portugese waterhondsubstantief
{m}

prairie dog [prairie dogs] (burrowing rodent)
noun
[UK: ˈpreə.ri dɒɡ]
[US: ˈpre.ri ˈdɔːɡ]

prairiehondsubstantief
{m}

raccoon dog [raccoon dog] (Nyctereutes procyonoides)
noun
[UK: rəˈk.uːn dɒɡ]
[US: ræˈk.uːn ˈdɔːɡ]

marterhondsubstantief
{m}

wasbeerhondsubstantief
{m}

rain cats and dogs (to rain very heavily)
verb
[UK: reɪn kæts ənd dɒɡz]
[US: ˈreɪn ˈkæts ænd ˈdɑːɡz]

pijpenstelen regenenwerkwoord

regenen dat het gietwerkwoord

Saarloos wolfdog (dog breed)
noun

Saarlooswolfhondsubstantief

seadog (sailor accustomed to the sea)
noun
[UK: ˈsiː.dɒɡ]
[US: ˈsiː.ˌdɔːɡ]

zeebonksubstantief
{m}

zeerobsubstantief
{m}

zeerotsubstantief
{m}

sheepdog [sheepdogs] (dog used for herding sheep)
noun
[UK: ˈʃiːp.dɒɡ]
[US: ˈʃiːp.dɔːɡ]

herdershondsubstantief
{m}

sick as a dog adjective

zo ziek als een hondbijvoeglijk naamwoord

sled dog (dog)
noun

sledehondsubstantief
{m}

Spanish Water Dog noun
[UK: ˈspæ.nɪʃ ˈwɔː.tə(r) dɒɡ]
[US: ˈspæ.ˌnɪʃ ˈwɒ.tər ˈdɔːɡ]

Spaanse waterhondsubstantief

spiny dogfish [spiny dogfishes] (Squalus acanthias)
noun
[UK: ˈspaɪ.ni ˈdɒɡ.fɪʃ]
[US: ˈspaɪ.ni ˈdɒg.ˌfɪʃ]

doornhaaisubstantief

sun dog (spot)
noun

bijzonsubstantief
{f}

parheliumsubstantief
{n}

123