Engels-Nederlands woordenboek »

cradle betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
cradle [cradles] (case for a broken or dislocated limb)
noun
[UK: ˈkreɪd.l̩]
[US: ˈkreɪd.l̩]

armsteunsubstantief
{m}

houdersubstantief
{m}

steunsubstantief
{m}

cradle [cradles] (figuratively: place of origin)
noun
[UK: ˈkreɪd.l̩]
[US: ˈkreɪd.l̩]

bakermatsubstantief
{m} {f}

cradle [cradles] (oscillating bed for a baby)
noun
[UK: ˈkreɪd.l̩]
[US: ˈkreɪd.l̩]

wiegsubstantief
{m} {f}

cradle [cradles] (rest for the receiver of a telephone)
noun
[UK: ˈkreɪd.l̩]
[US: ˈkreɪd.l̩]

haaksubstantief
{m}

cradle [cradled, cradling, cradles] (to contain in or as if in a cradle)
verb
[UK: ˈkreɪd.l̩]
[US: ˈkreɪd.l̩]

omsluitenwerkwoord

omvattenwerkwoord

cradle [cradled, cradling, cradles] (to rock (a baby to sleep))
verb
[UK: ˈkreɪd.l̩]
[US: ˈkreɪd.l̩]

wiegenwerkwoord

cradle [cradled, cradling, cradles] (to wrap protectively, to hold gently and protectively)
verb
[UK: ˈkreɪd.l̩]
[US: ˈkreɪd.l̩]

omhullenwerkwoord