Engels-Nederlands woordenboek »

collar betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
collar [collars] (any encircling device or structure)
noun
[UK: ˈkɒ.lə(r)]
[US: ˈkɑː.lər]

gordelsubstantief
{?}

randsubstantief
{?}

ringsubstantief
{?}

collar [collars] (chain worn around the neck)
noun
[UK: ˈkɒ.lə(r)]
[US: ˈkɑː.lər]

halsketensubstantief
{m} {f}

halskettingsubstantief
{m} {f}

collar [collars] (clothes around the neck)
noun
[UK: ˈkɒ.lə(r)]
[US: ˈkɑː.lər]

halsbandsubstantief
{m}

collar [collars] (device for restraining animal)
noun
[UK: ˈkɒ.lə(r)]
[US: ˈkɑː.lər]

nekriemsubstantief
{m}

collar [collars] (fabric garment part fitting around throat)
noun
[UK: ˈkɒ.lə(r)]
[US: ˈkɑː.lər]

boordsubstantief
{m}

halsboordsubstantief
{m}

kraagsubstantief
{m}

collar [collars] (part of harness)
noun
[UK: ˈkɒ.lə(r)]
[US: ˈkɑː.lər]

gareelsubstantief
{n}

collar [collared, collaring, collars] (to bind in conversation)
verb
[UK: ˈkɒ.lə(r)]
[US: ˈkɑː.lər]

verbaal vastpinnenwerkwoord

collar [collared, collaring, collars] (to grab or seize by collar or neck)
verb
[UK: ˈkɒ.lə(r)]
[US: ˈkɑː.lər]

bij het nekvel grijpenwerkwoord

collar [collared, collaring, collars] (to seize, capture or detain)
verb
[UK: ˈkɒ.lə(r)]
[US: ˈkɑː.lər]

grijpenwerkwoord

vattenwerkwoord

collared antshrike (passerine bird)
noun

withals-mierklauwiersubstantief

collared dove noun

turkse tortelsubstantief

collared flycatcher (Ficedula albicollis)
noun

withalsvliegenvangersubstantief
{m}

collared peccary [collared peccaries] (mammal)
noun
[UK: ˈkɒ.ləd ˈpek.ə.ri]
[US: ˈkɑː.lərd ˈpek.ə.ri]

halsbandpekarisubstantief

collared pratincole (Glareola pratincola)
noun

vorkstaartpleviersubstantief
{m}

horse collar (a bitless headpiece)
noun

gareelsubstantief
{n}

haamsubstantief
{m}

protocollary (of or pertaining to protocol)
adjective

protocollairbijvoeglijk naamwoord

red-collared widowbird (species of bird)
noun

roodkeelwidavinksubstantief
{m}

white-collar (of or pertaining to office work and workers)
adjective
[UK: ˌwaɪt ˈkɒ.lə(r)]
[US: ˌwaɪt ˈkɒ.lər]

witteboorden-bijvoeglijk naamwoord

white-collar crime (non-violent crime)
noun

witteboordencriminaliteitsubstantief
{f}