Engels-Nederlands woordenboek »

bin betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
binturong [binturongs] (species of civet)
noun

bintoerongsubstantief
{m}

absorbing (engrossing)
adjective
[UK: əb.ˈzɔːb.ɪŋ]
[US: əb.ˈzɔːrb.ɪŋ]

boeiendbijvoeglijk naamwoord

grijpend meeslependbijvoeglijk naamwoord

absorb [absorbed, absorbing, absorbs] (finance: to assume or pay for)
verb
[UK: əb.ˈzɔːb]
[US: əb.ˈzɔːrb]

in last nemenwerkwoord

overnemenwerkwoord

absorb [absorbed, absorbing, absorbs] (physics: to take up by chemical or physical action)
verb
[UK: əb.ˈzɔːb]
[US: əb.ˈzɔːrb]

in zich opnemenwerkwoord

intrekkenwerkwoord

absorb [absorbed, absorbing, absorbs] (to consume completely)
verb
[UK: əb.ˈzɔːb]
[US: əb.ˈzɔːrb]

consumerenwerkwoord

opgebruikenwerkwoord

absorb [absorbed, absorbing, absorbs] (to endure)
verb
[UK: əb.ˈzɔːb]
[US: əb.ˈzɔːrb]

ondergaanwerkwoord

absorb [absorbed, absorbing, absorbs] (to include so that it no longer has separate existence)
verb
[UK: əb.ˈzɔːb]
[US: əb.ˈzɔːrb]

absorberenwerkwoord

opnemenwerkwoord

absorb [absorbed, absorbing, absorbs] (to learn)
verb
[UK: əb.ˈzɔːb]
[US: əb.ˈzɔːrb]

laten doordringenwerkwoord

verterenwerkwoord

absorb [absorbed, absorbing, absorbs] (to occupy fully)
verb
[UK: əb.ˈzɔːb]
[US: əb.ˈzɔːrb]

bezighoudenwerkwoord

in beslag nemenwerkwoord

verdiepenwerkwoord

absorb [absorbed, absorbing, absorbs] (to suck up or drink in)
verb
[UK: əb.ˈzɔːb]
[US: əb.ˈzɔːrb]

opzuigenwerkwoord

ad-lib (ad lib) [ad-libbed, ad-libbed, ad-libbing, ad-libs] (to improvise)
verb
[UK: ˌæd.ˈlɪb]
[US: ˈæd.ˈlɪb]

improviserenwerkwoord

Albin (male given name)
proper noun
[UK: ˈæl.ˌbɪn]
[US: ˈæl.ˌbɪn]

Albineigennam

albino (congenitally lacking melanin)
adjective
[UK: æl.ˈbiː.nəʊ]
[US: æl.ˈbaɪˌno.ʊ]

albinobijvoeglijk naamwoord

albino [albinos] (one congenitally lacking melanin)
noun
[UK: æl.ˈbiː.nəʊ]
[US: æl.ˈbaɪˌno.ʊ]

albinosubstantief

American robin (Turdus migratorius)
noun

Amerikaanse roodborstlijstersubstantief
{f}

roodborstlijstersubstantief
{f}

ascribe [ascribed, ascribing, ascribes] (to attribute a cause or characteristic to)
verb
[UK: ə.ˈskraɪb]
[US: ə.ˈskraɪb]

toeschrijven aanwerkwoord

wijten aanwerkwoord

bilirubinuria (medicine)
noun

bilirubinuriesubstantief

bobbin [bobbins] (small spool in a sewing machine)
noun
[UK: ˈbɒ.bɪn]
[US: ˈbɑː.bən]

klossubstantief
{m} {f}

bobbin [bobbins] (spool around which wire or thread is coiled)
noun
[UK: ˈbɒ.bɪn]
[US: ˈbɑː.bən]

bobijnsubstantief
{f}

spoelsubstantief
{m} {f}

bob [bobbed, bobbing, bobs] (move vertically at surface of water)
verb
[UK: bɒb]
[US: ˈbɑːb]

deinenwerkwoord

dobberenwerkwoord

bobbins (crap)
noun
[UK: ˈbɒ.bɪnz]
[US: ˈbɑː.bənz]

brolsubstantief
{m}

bombing [bombings] (action of dropping bombs from the air)
noun
[UK: ˈbɒm.ɪŋ]
[US: ˈbɑːm.ɪŋ]

bombardementsubstantief
{n}

bomb [bombed, bombing, bombs] (attack with bombs)
verb
[UK: bɒm]
[US: ˈbɑːm]

bombarderenwerkwoord

bomb [bombed, bombing, bombs] (fail spectacularly)
verb
[UK: bɒm]
[US: ˈbɑːm]

afgaanwerkwoord

bookbinder [bookbinders] (person whose profession is binding books)
noun
[UK: ˈbʊk.baɪn.də(r)]
[US: ˈbʊk.ˌbaɪn.dər]

boekbindersubstantief

bookbindery noun
[UK: bˈʊkbaɪndˌɜːri]
[US: bˈʊkbaɪndˌɜːri]

boekbinderijsubstantief

bookbinding [bookbindings] (art, craft or process of binding books)
noun
[UK: ˈbʊk.baɪn.də(r)ɪŋ]
[US: ˈbʊk.baɪn.dər.ɪŋ]

boekbindensubstantief

bribe [bribed, bribing, bribes] (to give a bribe)
verb
[UK: braɪb]
[US: ˈbraɪb]

omkopenwerkwoord

123