Engels-Nederlands woordenboek »

be betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
bear [bears] (large hairy man)
noun
[UK: beə(r)]
[US: ˈber]

bearsubstantief

bear [bears] (large mammal of family Ursidae)
noun
[UK: beə(r)]
[US: ˈber]

beer [beren]substantief
{m}

berinsubstantief
{f}

bear cub (young bear)
noun
[UK: beə(r) kʌb]
[US: ˈber ˈkəb]

berenjongsubstantief
{n}

berenwelpsubstantief
{m}

bear fruit (succeed in some task)
verb
[UK: beə(r) fruːt]
[US: ˈber ˈfruːt]

zijn vruchten afwerpenwerkwoord

bear in mind (remember, consider)
verb
[UK: beə(r) ɪn maɪnd]
[US: ˈber ɪn ˈmaɪnd]

onthoudenwerkwoord

rekening houden metwerkwoord

Bear Island (island of the Svalbard archipelago)
proper noun

Beeren Eilandeigennam
{n}

Bereneilandeigennam
{n}

bear market (state of stock market)
noun
[UK: beə(r) ˈmɑːkɪt]
[US: ˈber ˈmɑːrkət]

berenmarktsubstantief
{f}

bear out (corroborate, prove, or confirm)
verb
[UK: beə(r) ˈaʊt]
[US: ˈber ˈaʊt]

bevestigenwerkwoord

bear with (be patient with)
verb
[UK: beə(r) wɪð]
[US: ˈber wɪθ]

geduld hebbenwerkwoord

uithoudenwerkwoord

verdragenwerkwoord

bear witness (deliver testimony)
verb
[UK: beə(r) ˈwɪt.nəs]
[US: ˈber ˈwɪt.nəs]

getuigenwerkwoord

getuigenis afleggenwerkwoord

bearable (able to be borne)
adjective
[UK: ˈbeə.rəb.l̩]
[US: ˈbe.rəb.l̩]

draaglijkbijvoeglijk naamwoord

beard [beards] (facial hair)
noun
[UK: bɪəd]
[US: ˈbɪrd]

baardsubstantief
{m}

bearded (having a beard)
adjective
[UK: ˈbɪə.dɪd]
[US: ˈbɪr.dəd]

bebaardbijvoeglijk naamwoord

bearded tit (Panurus biarmicus)
noun
[UK: ˈbɪə.dɪd tɪt]
[US: ˈbɪr.dəd ˈtɪt]

baardmannetjesubstantief
{n}

beardedness (quality of being bearded)
noun

baardigheidsubstantief
{f}

beardless (without a beard)
adjective
[UK: ˈbɪəd.ləs]
[US: ˈbɪəd.ləs]

baardloosbijvoeglijk naamwoord

bearer [bearers] (domestic servant in India)
noun
[UK: ˈbeə.rə(r)]
[US: ˈbe.rər]

koeliesubstantief
{m}

bearer [bearers] (one who bears)
noun
[UK: ˈbeə.rə(r)]
[US: ˈbe.rər]

dragersubstantief
{m}

bearer [bearers] (possessor of a cheque, bond, etc.)
noun
[UK: ˈbeə.rə(r)]
[US: ˈbe.rər]

toondersubstantief
{m}

bearing (carrying weight or load)
adjective
[UK: ˈbeər.ɪŋ]
[US: ˈber.ɪŋ]

dragendbijvoeglijk naamwoord

bearing [bearings] (mechanical device)
noun
[UK: ˈbeər.ɪŋ]
[US: ˈber.ɪŋ]

lager [lagers]substantief

bearing [bearings] (nautical sense)
noun
[UK: ˈbeər.ɪŋ]
[US: ˈber.ɪŋ]

peilingsubstantief

bearing [bearings] (posture)
noun
[UK: ˈbeər.ɪŋ]
[US: ˈber.ɪŋ]

houdingsubstantief

arn (former viscounty)
proper noun

Béarneigennam

arnaise sauce (sauce)
noun

béarnaisesubstantief

béarnaisesaussubstantief

bearskin (pelt of a bear)
noun
[UK: ˈbeə.skɪn]
[US: ˈber.ˌskɪn]

berenpelssubstantief
{f}

berenvachtsubstantief
{f}

bearskin (tall ceremonial hat)
noun
[UK: ˈbeə.skɪn]
[US: ˈber.ˌskɪn]

berenmutssubstantief
{f}

beast [beasts] (non-human animal)
noun
[UK: biːst]
[US: ˈbiːst]

beestsubstantief
{n}

diersubstantief
{n}

wild diersubstantief
{n}

beast of burden (animal that carries or pulls a load)
noun
[UK: biːst əv ˈbɜːd.n̩]
[US: ˈbiːst əv ˈbɝː.dn̩]

lastdiersubstantief
{n}

1234