Engels-Nederlands woordenboek »

age betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
language code (a standard identifier of a language)
noun

taalcodesubstantief
{m}

language contact (phenomenon)
noun

taalcontactsubstantief
{n}

language family (set of languages)
noun
[UK: ˈlæŋ.ɡwɪdʒ ˈfæ.mə.li]
[US: ˈlæŋ.ɡwɪdʒ ˈfæ.mə.li]

taalfamiliesubstantief
{c}

language school (school where foreign languages are taught)
noun
[UK: ˈlæŋ.ɡwɪdʒ skuːl]
[US: ˈlæŋ.ɡwɪdʒ ˈskuːl]

taleninstituutsubstantief
{n}

talenschoolsubstantief
{f}

Late Middle Ages (Translations)
proper noun

Late middeleeuweneigennam

leakage [leakages] (act of leaking)
noun
[UK: ˈliːkɪdʒ]
[US: ˈliːkədʒ]

lekkagesubstantief
{f}

leverage (force compounded by means of a lever rotating around a pivot)
noun
[UK: ˈliː.və.rɪdʒ]
[US: ˈle.və.rɪdʒ]

hefboomsubstantief
{m}

hefboomkrachtsubstantief
{f}

leverage (influence which is compounded or used to gain an advantage)
noun
[UK: ˈliː.və.rɪdʒ]
[US: ˈle.və.rɪdʒ]

invloedsubstantief
{m}

voordeelsubstantief
{n}

leverage [leveraged, leveraging, leverages] (use, exploit, take full advantage of)
verb
[UK: ˈliː.və.rɪdʒ]
[US: ˈle.və.rɪdʒ]

profiteren vanwerkwoord

uitbuitenwerkwoord

leverage (use of borrowed funds)
noun
[UK: ˈliː.və.rɪdʒ]
[US: ˈle.və.rɪdʒ]

hefboomfondssubstantief
{n}

leveragesubstantief

lineage [lineages] (descent)
noun
[UK: ˈlɪ.nɪɪdʒ]
[US: ˈlɪ.niədʒ]

afkomstsubstantief
{c}

afstammingsubstantief
{f}

geslachtsubstantief

nakomelingschapsubstantief
{n}

lineage [lineages] (number of lines)
noun
[UK: ˈlɪ.nɪɪdʒ]
[US: ˈlɪ.niədʒ]

lijnentalsubstantief
{n}

lovage (a Mediterranean herb)
noun
[UK: ˈlə.vədʒ]
[US: ˈlə.vədʒ]

lavassubstantief

maggiplantsubstantief

luggage (traveller's containers)
noun
[UK: ˈlʌ.ɡɪdʒ]
[US: ˈlʌ.ɡədʒ]

bagagesubstantief
{f}

machine language (set of instructions for a computer)
noun
[UK: mə.ˈʃiːn ˈlæŋ.ɡwɪdʒ]
[US: mɪ.ˈʃiːn ˈlæŋ.ɡwɪdʒ]

machinetaalsubstantief
{f}

macrophage [macrophages] (type of white blood cell)
noun
[UK: ˈmæ.krə.feɪdʒ]
[US: ˈmækro.ˌfedʒ]

macrofaagsubstantief
{m}

Magellanic penguin [Magellanic penguins] (Penguin)
noun
[UK: ˌmæ.dʒə.ˈlæ.nɪk ˈpeŋ.ɡwɪn]
[US: ˌmæ.dʒə.ˈlæ.nɪk ˈpeŋ.ɡwən]

magelhaenpinguïnsubstantief
{m}

magenta [magentas] (colour)
noun
[UK: mə.ˈdʒen.tə]
[US: mə.ˈdʒen.tə]

magentasubstantief

manage [managed, managing, manages] (to direct or be in charge)
verb
[UK: ˈmæ.nɪdʒ]
[US: ˈmæ.nədʒ]

beherenwerkwoord

leidenwerkwoord

managenwerkwoord

manage [managed, managing, manages] (to succeed at an attempt)
verb
[UK: ˈmæ.nɪdʒ]
[US: ˈmæ.nədʒ]

erin slagenwerkwoord

lukkenwerkwoord

manageable (capable of being managed)
adjective
[UK: ˈmæ.nɪ.dʒəb.l̩]
[US: ˈmæ.nɪ.dʒəb.l̩]

behapbaarbijvoeglijk naamwoord

beheerbaarbijvoeglijk naamwoord

beheersbaarbijvoeglijk naamwoord

management [managements] (administration; the process or practice of managing)
noun
[UK: ˈmæ.nɪdʒ.mənt]
[US: ˈmæ.nədʒ.mənt]

administratiesubstantief
{f}

beheersubstantief
{n}

bestuursubstantief
{n}

directiesubstantief
{f}

managementsubstantief
{n}

5678

Zoek geschiedenis