Engels-Nederlands woordenboek »

absolutely betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
absolutely (in a manner that does not take an object)
adverb
[UK: ˈæb.sə.luːt.li]
[US: ˌæb.sə.ˈluːt.li]

geheel op zichzelf staandbijwoord

absolutely (in an absolute manner)
adverb
[UK: ˈæb.sə.luːt.li]
[US: ˌæb.sə.ˈluːt.li]

absoluutbijwoord

absolutely (independently; viewed without relation to other things or factors)
adverb
[UK: ˈæb.sə.luːt.li]
[US: ˌæb.sə.ˈluːt.li]

onafhankelijkbijwoord

absolutely (yes; certainly)
interjection
[UK: ˈæb.sə.luːt.li]
[US: ˌæb.sə.ˈluːt.li]

absoluutinterjection

beslistinterjection

echtinterjection

ontegenzeglijkinterjection

werkelijkinterjection

zekerinterjection