Engels-Nederlands woordenboek »

abiding betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
abiding (continue)
adjective
[UK: ə.ˈbaɪd.ɪŋ]
[US: ə.ˈbaɪd.ɪŋ]

blijvendbijvoeglijk naamwoord

voortdurendbijvoeglijk naamwoord

abide [abode, abode, abiding, abides] (bear patiently; tolerate)
verb
[UK: ə.ˈbaɪd]
[US: ə.ˈbaɪd]

toelatenwerkwoord

tolererenwerkwoord

abide [abode, abode, abiding, abides] (dwell)
verb
[UK: ə.ˈbaɪd]
[US: ə.ˈbaɪd]

verblijvenwerkwoord

wonenwerkwoord

abide [abode, abode, abiding, abides] (endure without yielding)
verb
[UK: ə.ˈbaɪd]
[US: ə.ˈbaɪd]

doorstaanwerkwoord

ondergaanwerkwoord

uithoudenwerkwoord

verdragenwerkwoord

abide [abode, abode, abiding, abides] (wait in expectation)
verb
[UK: ə.ˈbaɪd]
[US: ə.ˈbaɪd]

afwachtenwerkwoord

abiding-place noun

woonplaatssubstantief
{m}

law-abiding (obeying the laws)
adjective
[UK: ˈlɔː ə.baɪd.ɪŋ]
[US: ˈlɔː ə.baɪd.ɪŋ]

gezagsgetrouwbijvoeglijk naamwoord