Dutch-Hungarian dictionary »

haan meaning in Hungarian

DutchHungarian
haan m

kakas◼◼◼főnév

ravasz◼◻◻főnév

aanbieden [bood aan, h. aangeboden] werkwoord

megkínál◼◻◻ige

felajánlige

aanbieden, zich [bood aan, h. aangeboden] werkwoord

ajánlkozikige

aanboren [boorde aan; h. aangeboord] werkwoord

megfúr◼◼◼ige

fúrással megnyitkifejezés

megcsapol (hordót)ige

aanbrengen [bracht aan; h. aangebracht] werkwoord

elhelyez◼◼◼ige

felrak (felhelyez)◼◻◻ige

odahozige

odaviszige

aandoen [deed aan; h. aangedaan] werkwoord

felvesz (ruhát)◼◼◼ige

felkapcsol (felgyújt)◼◼◼ige

bekapcsol (pl. számítógépet)◼◼◻ige

felhúz (ruhát)◼◼◻ige

aandraaien [draaide aan; h. aangedraaid] werkwoord

rácsavar◼◼◼ige

becsavarige

felcsavarige

felkattintige

aandragen [droeg aan; h. aangedragen] werkwoord

előhoz◼◼◼ige

idehozige

aanhouden [hield aan; h. aangehouden] werkwoord

letartóztat◼◼◻ige

megállít◼◼◻ige

elfog◼◻◻ige

elhalasztige

eltartige

fenntartige

kitart (folytatódik)ige

tovább tartkifejezés

aankleden, zich [aankleedde; h. aangekleed] werkwoord

felöltözködikige

aanleggen [legde aan; h. aangelegd] werkwoord

épít◼◼◼ige

kiköt (vhol)◼◼◻ige
hajó

létesít (telepít)ige

aanplanten [plantte aan; h. aangeplant] werkwoord

telepít◼◼◼ige

beültetige

elültetige

aanporren [porde aan; h. aangepord] werkwoord

noszogat◼◼◻ige

hajtige

sarkallige

12