orgaan meaning in German

Dutch	German
orgaan o	das Organ [des Organs;(Plural selten:) die Organe]Substantiv
orgaanzwakte substantief	die Atonie [der Atonie; die Atonien]Substantiv
doorgaan werkwoord	fortführen [führte fort; hat fortgeführt]Verb hindurchgehen [ging hindurch; ist hindurchgegangen]Verb
doorgaan v	durchgehen [ging durch; ist durchgegangen]Verb durchqueren [durchquerte; hat durchquert]Verb fortfahren [fuhr fort; hat/ist fortgefahren]Verb
doorgaans bijvoeglijk naamwoord	generellAdjektiv
doorgaans bijwoord	überhaupt
verenigingsorgaan m	der Bericht [des Bericht(e)s; die Berichte]Substantiv
verenigingsorgaan o	das Bulletin [des Bulletins; die Bulletins]Substantiv
voorgaand bijvoeglijk naamwoord	vorigAdjektiv

Your history