Dutch-German dictionary »

met meaning in German

DutchGerman
meteen bijwoord

sofortAdverb

sogleich

meteenstokslaan werkwoord

stäupen [stäupte; hat gestäupt]Verb

meteententkamperen v

zelten [zeltete; hat gezeltet]Verb

metelkaarverwarren werkwoord

verwechseln [verwechselte; hat verwechselt]Verb

meten

aufmessen

meten v

abmessenVerb

messen [maß; hat gemessen]Verb

meteoor substantief

der Aerolith [des Aerolithen/Aeroliths; die Aerolithen/Aerolithe]Substantiv

meteoor m

der Meteorstein [des Meteorsteines|Meteorsteins; die Meteorsteine]Substantiv

meteoor pl

die Meteor [des Meteors, des Meteors; die Meteore]Substantiv

meteoorsteen substantief

der Aerolith [des Aerolithen/Aeroliths; die Aerolithen/Aerolithe]Substantiv

meteoorsteen m

der Meteorstein [des Meteorsteines|Meteorsteins; die Meteorsteine]Substantiv

meteorologie substantief

die Meteorologie [der Meteorologie; —]Substantiv

meter o

das Meter [des Meters, des Meters; die Meter]Substantiv

metgenoegen bijvoeglijk naamwoord

bereit [bereiter; am bereitesten]Adjektiv

bereitwillig [bereitwilliger; am bereitwilligsten]Adjektiv

metgenoegen bijwoord

gernAdverb

metgezel m

der Gefährte [des Gefährten; die Gefährten]Substantiv

der Genosse [des Genossen; die Genossen]Substantiv

der Geselle [des Gesellen; die Gesellen]Substantiv

methode substantief

die Methode [der Methode; die Methoden]Substantiv

metinbegripvan

einschießlich

inklusive

metkeel-rspreken werkwoord

schnarren [schnarrte; hat geschnarrt]Verb

metkokendevloeistofverwonden v

brühen [brühte; hat gebrüht]Verb

metopzet bijvoeglijk naamwoord

absichtlichAdjektiv

metriek substantief

die Metrik [der Metrik; die Metriken]Substantiv

metriek bijvoeglijk naamwoord

metrischAdjektiv

metrisch bijvoeglijk naamwoord

metrischAdjektiv

metrologie substantief

die Metrologie [der Metrologie; —]Substantiv

die Wetterkunde [der Wetterkunde; —]Substantiv

metronoom m

der Taktmesser [des Taktmessers; die Taktmesser]Substantiv

metronoom o

das Metronom [des Metronoms; die Metronome]Substantiv

metropoliet m

der Metropolit [des Metropoliten; die Metropoliten]Substantiv

metropolis substantief

die Metropole [der Metropole; die Metropolen]Substantiv

metropolitaan m

der Metropolit [des Metropoliten; die Metropoliten]Substantiv

metropool substantief

die Metropole [der Metropole; die Metropolen]Substantiv

metrum o

das Meter [des Meters, des Meters; die Meter]Substantiv

metselaar m

der Maurer [des Maurers; die Maurer]Substantiv

123