Dutch-German dictionary »

la meaning in German

DutchGerman
la substantief

die Lade [der Lade; die Laden]Substantiv

die Schublade [der Schublade; die Schubladen]Substantiv

la v

Tischlade

laag substantief

die Scheibe [der Scheibe; die Scheiben]Substantiv

die Schicht [der Schicht; die Schichten]Substantiv

laag bijvoeglijk naamwoord

gemein [gemeiner; am gemeinsten]Adjektiv

infam [infamer; am infamsten]Adjektiv

niedrig [niedriger; am niedrigsten]Adjektiv

laaghartig bijvoeglijk naamwoord

gemein [gemeiner; am gemeinsten]Adjektiv

infam [infamer; am infamsten]Adjektiv

laagheid substantief

die Infamie [der Infamie; die Infamien]Substantiv

LaagKeppel

Laag Keppel

laan substantief

die Allee [der Allee; die Alleen]Substantiv

laan v

Baumgang

laars m

der Stiefel [des Stiefels; die Stiefel]Substantiv

laat bijvoeglijk naamwoord

spät [später; am spätesten]Adjektiv

laatdunkend bijvoeglijk naamwoord

anmaßend [anmaßender; am anmaßendsten]Adjektiv

hochfahrendAdjektiv

hochmütig [hochmütiger; am hochmütigsten]Adjektiv

impertinent [impertinenter; am impertinentesten]Adjektiv

übermütig [übermütiger; am übermütigsten]Adjektiv

laatkop m

der Schröpfkopf [des Schröpfkopfes, des Schröpfkopfs; die Schröpfköpfe]Substantiv

laatst

letzter

letztes

laatst bijvoeglijk naamwoord

letzteAdjektiv

laatstleden bijvoeglijk naamwoord

vorigAdjektiv

label substantief

die Etikette [der Etikette; die Etiketten]Substantiv

laboratorium o

das Laboratorium [des Laboratoriums; die Laboratorien]Substantiv

labyrint o

das Labyrinth [des Labyrinths, des Labyrinthes; die Labyrinthe]Substantiv

lach o

das Lachen [des Lachens; —]Substantiv

lachbui substantief

die Lache [der Lache; die Lachen]Substantiv

lachbui o

das Gelächter [des Gelächters; die Gelächter]Substantiv

lachen werkwoord

lachen [lachte; hat gelacht]Verb

lachwekkend bijvoeglijk naamwoord

lächerlich [lächerlicher; am lächerlichsten]Adjektiv

laconiek bijvoeglijk naamwoord

lakonisch [lakonischer; am lakonischsten]Adjektiv

ladder m

die Leiter [der Leiter; die Leitern]Substantiv

laddersport substantief

die Sprosse [der Sprosse; die Sprossen]Substantiv

lade

Tischlade

lade substantief

die Lade [der Lade; die Laden]Substantiv

die Schublade [der Schublade; die Schubladen]Substantiv

12