Dutch-English dictionary »

wel meaning in English

DutchEnglish
verkrachting binnen het huwelijk substantief
{f}

marital rape(rape by an intimate partner)
noun

vertrouwelijk bijvoeglijk naamwoord

confidential(meant to be kept secret within a certain circle)
adjective
[UK: ˌkɒn.fɪ.ˈden.ʃl̩] [US: ˌkɑːn.fə.ˈden.ʃl̩]

vertrouweling substantief

confidant [confidants](person in whom one can confide)
noun
[UK: ˌkɒn.fɪ.ˈdænt] [US: ˈkɑːn.fə.ˌdɑːnt]

vertrouweling substantief
{c}

repository(a person to whom a secret is entrusted)
noun
[UK: rɪ.ˈpɒ.zɪt.r̩i] [US: ri.ˈpɑː.zə.ˌtɔː.ri]

vertrouwelinge substantief

confidant [confidants](person in whom one can confide)
noun
[UK: ˌkɒn.fɪ.ˈdænt] [US: ˈkɑːn.fə.ˌdɑːnt]

verwelken werkwoord

fade [faded, fading, fades](to grow weak, lose strength)
verb
[UK: feɪd] [US: ˈfeɪd]

wilt [wilted, wilting, wilts](to droop)
verb
[UK: wɪlt] [US: ˈwɪlt]

verwelken bijvoeglijk naamwoord

withering(tending to destroy, devastate, overwhelm or cause complete destruction)
adjective
[UK: ˈwɪ.ðər.ɪŋ] [US: ˈwɪ.ðər.ɪŋ]

verwelking substantief

wilt(drooping)
noun
[UK: wɪlt] [US: ˈwɪlt]

verwelkingsziekte substantief

wilt(disease)
noun
[UK: wɪlt] [US: ˈwɪlt]

verwelkomen werkwoord

welcome [welcomed, welcoming, welcomes](affirm or greet the arrival of someone)
verb
[UK: ˈwelkəm] [US: ˈwelkəm]

verwelkoming substantief
{f}

welcome [welcomes](act of greeting someone's arrival)
noun
[UK: ˈwelkəm] [US: ˈwelkəm]

voorhuwelijks bijvoeglijk naamwoord

premarital(before one’s marriage)
adjective
[UK: ˌpriː.ˈmæ.rɪt.l̩] [US: pri.ˈme.rət.l̩]

vrijwel bijwoord

about(nearly, approximately)
adverb
[UK: ə.ˈbaʊt] [US: ə.ˈbaʊt]

almost(very close to)
adverb
[UK: ˈɔːl.məʊst] [US: ˈɔːlmoʊst]

vrouwelijk bijvoeglijk naamwoord

female(belonging to the sex that typically produces eggs, or the gender typically associated with it)
adjective
[UK: ˈfiː.meɪl] [US: ˈfiː.ˌmel]

feminine(of the feminine grammatical gender distinction)
adjective
[UK: ˈfe.mə.nɪn] [US: ˈfe.mə.nən]

vrouwelijke substantief
{n}

feminine [feminines](that which is feminine)
noun
[UK: ˈfe.mə.nɪn] [US: ˈfe.mə.nən]

vrouwelijke brandbestrijder substantief
{f}

firewoman(female firefighter)
noun

vrouwelijke kalkoen substantief
{f}

turkey-hen(female turkey)
noun
[UK: ˈtɜːk.i hen] [US: ˈtɝːk.i ˈhen]

vrouwelijkheid substantief
{?}

femininity [femininities]noun
[UK: ˌfe.mə.ˈnɪ.nɪ.ti] [US: ˌfe.mə.ˈnɪ.nə.ti]

watergruwel substantief
{m}

gruel [gruels](thin watery porridge)
noun
[UK: ˈɡruːəl] [US: ˈɡruːəl]

Wauwelwok eigennam

Jabberwock(fantastical monster)
proper noun
[UK: ˈdʒæ.bəˌrw.ɒk] [US: ˈdʒæ.bəˌr.wɑːk]

Jabberwocky(poem)
proper noun

weet je wel interjection

you know(expression signifying a pause or hesitation)
interjection

weet ze wel uit te kiezen werkwoord

know how to pick 'emverb

werk op tijd maakt welbereid phrase

a stitch in time saves nine(a timely effort can prevent larger problems)
phrase
[UK: ə stɪtʃ ɪn ˈtaɪm seɪvz naɪn] [US: ə ˈstɪtʃ ɪn ˈtaɪm ˈseɪvz ˈnaɪn]

wolvenwelp substantief
{m}

wolf cub(young wolf)
noun
[UK: wʊlf kʌb] [US: ˈwʊlf ˈkəb]

zeg dat wel phrase

you can say that again(that is very true)
phrase

zielskwelling substantief

travailnoun
[UK: ˈtræ.veɪl] [US: trə.ˈveɪl]

zowel … als voegwoord

both … andconjunction

zowel … als ook voegwoord

both … andconjunction

zowel ... als ... voegwoord

both(both...and...)
conjunction
[UK: bəʊθ] [US: boʊθ]

zwelgen werkwoord

bask [basked, basking, basks](to take great pleasure or satisfaction; to feel warm or happiness)
verb
[UK: bɑːsk] [US: ˈbæsk]

wallow [wallowed, wallowing, wallows]verb
[UK: ˈwɒ.ləʊ] [US: ˈwɑːlo.ʊ]

zwelger substantief

reveller(one who attends revels)
noun
[UK: ˈre.və.lə(r)] [US: ˈre.və.lər]

zwelgpartij substantief
{f}

bacchanal(festival of Bacchus)
noun
[UK: ˈbæk.ə.nəl] [US: ˈbæk.ə.nəl]

zwellen werkwoord

billow [billowed, billowing, billows](to swell or bulge)
verb
[UK: ˈbɪ.ləʊ] [US: ˈbɪlo.ʊ]

bloat [bloated, bloating, bloats](to cause to become distended)
verb
[UK: bləʊt] [US: bloʊt]

swell [swelled, swollen, swelling, swells](intransitive: to become bigger, especially due to being engorged)
verb
[UK: swel] [US: ˈswel]

6789