Dutch | English |
---|---|
voortdurend bijvoeglijk naamwoord | abiding(continue) continuous(without break, cessation, or interruption in time) incessant(without pause or stop; not ending) perennial(continuing without cessation or intermission for several years, or for an undetermined or infinite period, see also: perpetual; unceasing) relentless(unremitting, steady and persistent) |
voortdurend aandringen werkwoord | badger [badgered, badgering, badgers](pester) |
voortdurend in moeilijkheden bijvoeglijk naamwoord | embattled(having battlements or crenellations) |
voortdurend lastigvallen werkwoord | badger [badgered, badgering, badgers](pester) |
voortdurende wijziging substantief {f} | flux [fluxes](state of ongoing change) |