trots meaning in English

Dutch	English
trots substantief	pride [prides](quality or state of being proud; inordinate self-esteem; an unreasonable conceit of one's own superiority in talents, beauty, wealth, rank etc.) noun [UK: praɪd] [US: ˈpraɪd]
trots bijvoeglijk naamwoord	proud [prouder, proudest](gratified, feeling honoured, feeling satisfied) adjective [UK: praʊd] [US: ˈpraʊd]
trots als een pauw bijvoeglijk naamwoord	proud as a peacock(extremely proud) adjective
trots dat bijwoord	anyway(regardless) adverb [UK: ˈe.ni.weɪ] [US: ˈe.ni.ˌwe]
trots zijn werkwoord	pride [prided, priding, prides](take or experience pride in something) verb [UK: praɪd] [US: ˈpraɪd]
trotskisme substantief {n}	Trotskyism(left-wing political philosophy named after Leon Trotsky) noun [UK: trˈɒtskiˌɪzəm] [US: trˈɑːtskɪˌɪzəm]
trotskist substantief {m}	Trotskyite(an advocate of the communist doctrines of Leon Trotsky) noun
trotskistisch bijvoeglijk naamwoord	Trotskyite(pertaining to Trotskyism) adjective

Your history