Dutch-English dictionary »

stomheid meaning in English

DutchEnglish
stomheid substantief
{f}

stupidity [stupidities](property of being stupid)
noun
[UK: stjuː.ˈpɪ.dɪ.ti] [US: stuː.ˈpɪ.də.ti]

met stomheid geslagen bijvoeglijk naamwoord

baffled(thoroughly confused, puzzled)
adjective
[UK: ˈbæf.l̩d] [US: ˈbæf.l̩d]