Dutch | English |
---|---|
ordelijk bijvoeglijk naamwoord | orderly(neat; tidy; possessing order) |
bijwoordelijk bijvoeglijk naamwoord | adverbial(of or relating to an adverb) |
bijwoordelijke bepaling substantief {n} | adverbial clause(a subordinate clause that functions as an adverb within a main clause) |
deelwoordelijk bijvoeglijk naamwoord | participial(of or relating to a participle) |
Gemenebest der Noordelijke Marianen eigennam {n} | Commonwealth of the Northern Mariana Islands(official name of Northern Marianas) |
naamwoordelijk bijvoeglijk naamwoord | nominal(of or relating to a noun) |
noordelijk bijvoeglijk naamwoord | northern(facing, situated in or related to the north) |
Noordelijk Territorium eigennam | Northern Territory(Territory in northern Australia) |
noordelijke halfrond substantief {n} | Northern Hemisphere(hemisphere to the north of its equator) |
Noordelijke IJszee eigennam {f} | Arctic Ocean(the smallest of the five oceans of the Earth, on and around the North Pole) |
Noordelijke Marianen eigennam | Northern Marianasproper noun |
Noordelijke Marianen eigennam {Pl} | Northern Mariana Islands(archipelago) |
noordelijkst bijvoeglijk naamwoord | northernmost(farthest north) |
onordelijk bijvoeglijk naamwoord | chaotic(extremely disorganized or in disarray) |
onverantwoordelijk bijvoeglijk naamwoord | irresponsible(lacking a sense of responsibility) |
verantwoordelijk bijvoeglijk naamwoord | accountable(obliged to answer for one’s deeds) in charge(having responsibility) liable(responsible) responsible(answerable for an act performed or for its consequences) |
verantwoordelijke substantief {m} | handler [handlers](one who handles a specified thing) |
verantwoordelijkheid substantief {f} | responsibility [responsibilities](the state of being responsible) |
verantwoordelijkheid substantief {n} | accountability [accountabilities](state of being accountable) |
verantwoordelijkheid nemen substantief | ownership(responsibility for something) |
voornaamwoordelijk bijwoord substantief {n} | pronominal adverb(type of adverb) |
wanordelijk bijvoeglijk naamwoord | chaotic(extremely disorganized or in disarray) disordered(chaotic) messy [messier, messiest](in a disorderly state; causing mess or confusion; chaotic; disorderly) topsy-turvy [topsy-turvier, topsy-turviest](chaotic, disorderly, see also: chaotic; disorderly) |
werkwoordelijk bijvoeglijk naamwoord | verbal(derived from, or having the nature of a verb) |