Dutch-English dictionary »

ongebreideld meaning in English

DutchEnglish
ongebreideld bijvoeglijk naamwoord

rampant(unrestrained)
adjective
[UK: ˈræm.pənt] [US: ˈræm.pənt]

unbridled(without restraint or limit)
adjective
[UK: ˌʌn.ˈbraɪd.l̩d] [US: ən.ˈbraɪd.l̩d]

unrestrainedadjective
[UK: ˌʌn.rɪ.ˈstreɪnd] [US: ˌʌn.ri.ˈstreɪnd]

untrammeled(not limited, unrestricted, unrestrained)
adjective
[UK: ʌn.ˈtræm.l̩d] [US: ʌn.ˈtræm.l̩d]

ongebreidelde bijvoeglijk naamwoord

unrestrainedadjective
[UK: ˌʌn.rɪ.ˈstreɪnd] [US: ˌʌn.ri.ˈstreɪnd]