Dutch-English dictionary »

numeri meaning in English

DutchEnglish
Numeri eigennam

Numbers(fourth book of the Bible)
proper noun
[UK: ˈnʌm.bəz] [US: ˈnʌm.br̩z]

numeriek bijvoeglijk naamwoord

numerical(of or pertaining to numbers)
adjective
[UK: njuː.ˈme.rɪk.l̩] [US: nuː.ˈme.rək.l̩]

alfanumeriek bijvoeglijk naamwoord

alphanumeric(consisting of letters and numbers)
adjective
[UK: ˌæl.fə.njuː.ˈme.rɪk] [US: ˌæl.fə.nuː.ˈme.rɪk]