Dutch-English dictionary »

kiezel meaning in English

DutchEnglish
kiezel substantief

pebble [pebbles](stone)
noun
[UK: ˈpeb.l̩] [US: ˈpeb.l̩]

kiezel- bijvoeglijk naamwoord

siliceous(relating to silica)
adjective
[UK: sɪ.ˈlɪ.ʃəs] [US: sɪ.ˈlɪ.ʃəs]

kiezelachtig bijvoeglijk naamwoord

siliceous(relating to silica)
adjective
[UK: sɪ.ˈlɪ.ʃəs] [US: sɪ.ˈlɪ.ʃəs]

kiezelhoudend bijvoeglijk naamwoord

siliceous(relating to silica)
adjective
[UK: sɪ.ˈlɪ.ʃəs] [US: sɪ.ˈlɪ.ʃəs]

kiezelwier substantief

diatom [diatoms](grouping of minute algae)
noun
[UK: ˈdaɪə.təm] [US: ˌtɑːm]