Dutch-English dictionary »

ijs meaning in English

DutchEnglish
bijstelling substantief
{f}

apposition [appositions](grammatical construction)
noun
[UK: ˌæ.pə.ˈzɪʃ.n̩] [US: ˌæ.pə.ˈzɪʃ.n̩]

bijsturen werkwoord

redirect [redirected, redirecting, redirects](to give new direction to)
verb
[UK: ˌriː.də.ˈrekt] [US: ˌri.də.ˈrekt]

bijvoegende wijs substantief
{m}

subjunctive moodnoun
[UK: səb.ˈdʒʌŋk.tɪv muːd] [US: səb.ˈdʒʌŋk.tɪv ˈmuːd]

blaasjes wijsmaken werkwoord

jive(be deceptive)
verb
[UK: dʒaɪv] [US: ˈdʒaɪv]

blauwe rotslijster substantief
{f}

blue rock thrush(Monticola solitarius)
noun

blauwgrijs bijvoeglijk naamwoord

blue-gray(color — see also the hyponyms listed above)
adjective

bleke lijster substantief
{f}

pale thrush(Turdus pallidus)
noun

blijspel substantief
{n}

comedy [comedies](a light, amusing play with a happy ending)
noun
[UK: ˈkɒ.mə.di] [US: ˈkɑː.mə.di]

farce [farces](style of humor)
noun
[UK: fɑːs] [US: ˈfɑːrs]

bloedprijs substantief
{m}

wergeld(reparative payment)
noun

boerenradijs substantief
{m}

horseradish [-](condiment)
noun
[UK: ˈhɔː.sræ.dɪʃ] [US: ˈhɔːrs.ˌræ.dɪʃ]

bruine lijster substantief
{f}

dusky thrush(Turdus eunomus)
noun

buidsprijs substantief
{m}

bride price(sum paid to the family of the bride)
noun

Chinese radijs substantief

daikon [daikons](large white radish)
noun

consumentenprijsindex substantief
{m}

consumer price index(statistical estimate of the level of prices)
noun

controlelijst substantief

checklist [checklists](list of things to be verified)
noun
[UK: ˈtʃe.klɪst] [US: ˈtʃe.ˌklɪst]

deklijst substantief
{f}

cornice [cornices](horizontal architectural element)
noun
[UK: ˈkɔː.nɪs] [US: ˈkɔːr.nɪs]

deurlijst substantief
{m}

doorframe [doorframes](frame into which a door is fitted)
noun
[UK: ˈdɔː.freɪm] [US: ˈdɔːr.freɪm]

door schade en schande wordt men wijs phrase

once bitten, twice shy(one is cautious in the future if hurt in the past)
phrase

droogijs substantief

dry ice(carbon dioxide frozen in the solid state)
noun
[UK: draɪ aɪs] [US: ˈdraɪ ˈaɪs]

druppelsgewijs afscheiden werkwoord

distil [distilled, distilling, distils](to exude (a liquid) in small drops; to give off (a vapour) which condenses in small drops)
verb
[UK: dɪ.ˈstɪl] [US: ˌdɪ.ˈstɪl]

dwerglijster substantief
{f}

Swainson's thrush(Catharus ustulatus)
noun

echte lijster substantief
{f}

true thrush(member of genus Turdus)
noun

een ontvangstbewijs geven werkwoord

receipt [receipted, receipting, receipts](to give a receipt)
verb
[UK: rɪ.ˈsiːt] [US: rə.ˈsiːt]

een vijs kwijt zijn werkwoord

have a screw loose(to be insane, irrational, or eccentric)
verb
[UK: həv ə skruː luːs] [US: həv ə ˈskruː ˈluːs]

eerbewijsontvankelijkheid substantief

honorificabilitudinitatibus(state of being able to achieve honours, see also: honorableness)
noun

eigendomsbewijs substantief
{n}

title [titles](certificate of ownership)
noun
[UK: ˈtaɪt.l̩] [US: ˈtaɪt.l̩]

eigenwijs bijvoeglijk naamwoord

maverick(showing independence in thoughts or actions)
adjective
[UK: ˈmæ.və.rɪk] [US: ˈmæ.və.rɪk]

eigenwijsheid substantief
{f}

intractability((of people) the state of being intractable)
noun
[UK: ɪn.ˌtræk.tə.ˈbɪ.lɪ.ti] [US: ɪn.ˌtræk.tə.ˈbɪ.lɪ.ti]

ereprijs substantief

speedwell [speedwells](plant)
noun
[UK: ˈspiː.dwel] [US: ˈspiː.dwel]

gastenlijst substantief

guestlistnoun

gebakken rijst substantief
{m}

fried rice(form of rice)
noun

gebiedende wijs substantief
{m}

imperative moodnoun
[UK: ɪm.ˈpe.rə.tɪv muːd] [US: ˌɪm.ˈpe.rə.tɪv ˈmuːd]

geboortebewijs substantief
{n}

birth certificate(official document certifying the details of a person's birth)
noun
[UK: bɜːθ sə.ˈtɪ.fɪk.eɪt] [US: ˈbɝːθ sər.ˈtɪ.fɪkət]

gekrijs substantief
{n}

clamor [clamors](great outcry or vociferation)
noun
[UK: ˈklæ.mə(r)] [US: ˈklæ.mər]

squawk [squawks](shrill noise)
noun
[UK: skwɔːk] [US: ˈskwɒk]

gelukkigerwijs bijwoord

fortunately(in a fortunate manner)
adverb
[UK: ˈfɔː.tʃə.nət.li] [US: ˈfɔːr.tʃə.nət.li]

gewone lijsterbes substantief
{f}

rowan [rowans](Sorbus aucuparia)
noun
[UK: ˈrəʊən] [US: ˈroʊən]

Gijsbert eigennam
{m}

Gilbert(male given name)
proper noun
[UK: ˈɡɪl.bət] [US: ˈɡɪl.bərt]

grijs substantief

gray [grays](colour)
noun
[UK: ɡreɪ] [US: ˈɡreɪ]

2345