Dutch-English dictionary »

gesloten meaning in English

DutchEnglish
gesloten bijvoeglijk naamwoord

closed(not open)
adjective
[UK: kləʊzd] [US: kloʊzd]

closemouthed [closemoutheds](reticent, secretive or uncommunicative)
adjective
[UK: klˈəʊsmaʊðd] [US: klˈoʊsmaʊðd]

secretive(having an inclination to secrecy)
adjective
[UK: ˈsiː.krə.tɪv] [US: ˈsiː.krə.tɪv]

gesloten lettergreep substantief
{c}

closed syllable(Translations)
noun

gesloten staatshuishouding substantief

autarky [autarkies](state of personal self-sufficiency)
noun
[UK: ˈɔː.tɑːk.i] [US: ˈɔːr.tɑːrk.i]

aangesloten bijvoeglijk naamwoord

onlineadjective
[UK: ˈɒn.ˌlaɪn] [US: ˈɒn.ˌlaɪn]

achter gesloten deuren preposition

behind closed doors(in private)
preposition
[UK: bɪ.ˈhaɪnd kləʊzd dɔːz] [US: bə.ˈhaɪnd kloʊzd ˈdɔːrz]

afgesloten bijvoeglijk naamwoord

closed(not open)
adjective
[UK: kləʊzd] [US: kloʊzd]