Dutch-English dictionary »

eigen meaning in English

DutchEnglish
neigen werkwoord

incline [inclined, inclining, inclines](to tend to do or believe something)
verb
[UK: ɪn.ˈklaɪn] [US: ˌɪn.ˈklaɪn]

niet-bedreigend bijvoeglijk naamwoord

non-threatening(not posing a threat)
adjective

niet-bedreigende bijvoeglijk naamwoord

non-threatening(not posing a threat)
adjective

onteigenen werkwoord

expropriate [expropriated, expropriating, expropriates](to deprive a person of their property)
verb
[UK: eks.ˈprəʊ.prɪeɪt] [US: eksˈpro.ʊ.prɪeɪt]

onteigening substantief
{f}

compulsory purchase(government's right to expropriate private land)
noun

eminent domain(government's right to expropriate private land)
noun
[UK: ˈe.mɪ.nənt dəʊ.ˈmeɪn] [US: ˈe.mə.nənt doʊ.ˈmeɪn]

expropriation [expropriations](act of expropriating)
noun
[UK: ˌeks.ˌprəʊ.prɪ.ˈeɪʃ.n̩] [US: ˌeksˌpro.ʊ.prɪ.ˈeɪʃ.n̩]

op eigen benen staan werkwoord

stand on one's own two feet(idiomatic: to be independent)
verb

oppereigendom substantief

eminent domain(lord's property interest in a fief or fee)
noun
[UK: ˈe.mɪ.nənt dəʊ.ˈmeɪn] [US: ˈe.mə.nənt doʊ.ˈmeɪn]

taaleigen substantief
{n}

idiom [idioms](idiomatic expression)
noun
[UK: ˈɪ.dɪəm] [US: ˈɪ.diəm]

toe-eigenen werkwoord

co-opt [co-opted, co-opting, co-opts](To commandeer, appropriate or take over.)
verb
[UK: kəʊ ˈɒpt] [US: koʊ ˈɒpt]

toe-eigening substantief
{f}

appropriation [appropriations](act of appropriating, or something appropriated)
noun
[UK: ə.ˌprəʊ.pri.ˈeɪʃ.n̩] [US: əˌpro.ʊ.pri.ˈeɪʃ.n̩]

toeeigening substantief

usurpation(wrongful seizure)
noun
[UK: ˌjuː.zɜː.ˈpeɪʃ.n̩] [US: ˌjuː.sər.ˈpeɪʃ.n̩]

toeëigening substantief

abstraction [abstractions](purloining)
noun
[UK: æb.ˈstræk.ʃn̩] [US: æb.ˈstræk.ʃn̩]

uit elkaar gaanieder zijn eigen weg gaan werkwoord

part company(To separate; go their own way )
verb

vrije mede-eigendom substantief
{n}

tenancy in commonnoun

zich toe-eigenen werkwoord

usurp [usurped, usurping, usurps](seize power)
verb
[UK: juː.ˈzɜːp] [US: ˌjuː.ˈsɝːp]

zich toeëigenen werkwoord

appropriate [appropriated, appropriating, appropriates](to take to oneself in exclusion of others)
verb
[UK: ə.ˈprəʊ.priət] [US: əˈpro.ʊ.priət]

zijn eigen boontjes doppen werkwoord

fend [fended, fending, fends](to take care of or responsibility for oneself)
verb
[UK: fend] [US: ˈfend]

fend for oneself(to take care of oneself without help)
verb
[UK: fend fɔː(r) wʌn.ˈself] [US: ˈfend ˈfɔːr wʌn.ˈself]

zijn eigen broek ophouden werkwoord

bring home the bacon(to make a living)
verb
[UK: brɪŋ həʊm ðə ˈbeɪk.ən] [US: ˈbrɪŋ hoʊm ðə ˈbeɪk.ən]

123