Dutch | English |
---|---|
ebben substantief | ebony(wood) |
ebbenhout substantief | ebony(wood) |
ebbenhouten bijvoeglijk naamwoord | ebony(made of ebony wood) |
aanhebben werkwoord | wear [wore, worn, wearing, wears](to have on (clothes)) |
alle troeven in handen hebben werkwoord | hold the cards(To be in a strong position) |
als je het venster niet had geopend/niet zou hebben geopend werkwoord | would(indicating an action or state that is conditional on another) |
als liefhebberij hebben werkwoord | dabble [dabbled, dabbling, dabbles](to participate in a casual or superficial way) |
andere katten te geselen hebben werkwoord | have other fish to fry(to have more important things to do) |
baat hebben werkwoord | profit [profited, profiting, profits](To benefit, gain) |
bedenkingen hebben werkwoord | have second thoughts(to change one's opinion) |
belanghebbend bijvoeglijk naamwoord | interested(owning a share) |
belanghebbende substantief | stakeholder [stakeholders](person or organisation with a legitimate interest) |
berouw hebben werkwoord | repent [repented, repenting, repents](to feel sorrow or regret for what one has done or omitted to do) |
beschikbaar hebben werkwoord | carry [carried, carrying, carries](to stock or supply) |
betere tijden gekend hebben werkwoord | have seen better days(to be in poor condition) |
bezwaar hebben werkwoord | except [excepted, excepting, excepts](to take exception, to object to) |
dat gezegd hebbende phrase | that said(even so) |
de broek aanhebben werkwoord | wear the trousers(to be the dominant partner) |
de brutalen hebben de halve wereld phrase | fortune favors the bold(luck favors the adventurous) |
de kriebels hebben werkwoord | fidget [fidgeted, fidgeting, fidgets](to move around nervously) |
de mogelijkheid hebben bijvoeglijk naamwoord | able [abler, ablest](permitted to) |
de muren hebben oren phrase | walls have ears(be careful about what you say) |
doorhebben werkwoord | figure out(come to understand) |
een afwijkende mening hebben werkwoord | dissent [dissented, dissenting, dissents](to disagree) |
een appeltje te schillen hebben werkwoord | have a bone to pick(have a complaint or grievance) |
een hekel hebben aan werkwoord | dislike [disliked, disliking, dislikes](not to like something) have it in for(to be angry at) |
een kikker in de keel hebben substantief | frog in one's throat(hoarseness (idiomatic)) |
een miskraam hebben werkwoord | miscarry [miscarried, miscarrying, miscarries](to involuntarily abort a foetus) |
een oogje hebben op werkwoord | crush [crushed, crushing, crushes](to feel unrequited love) |
een orgasme hebben werkwoord | orgasm(to have an orgasm) |
een uitkomst hebben werkwoord | turn out(to result; end up) |
een vaste benoeming hebben substantief | tenure(status of having a permanent post) |
een voorgevoel hebben werkwoord | presage [presaged, presaging, presages](to have a presentiment of) |
er niks mee te maken hebben bijvoeglijk naamwoord | neither here nor there(having no influence or significance on the issue at hand) |
gebrek hebben werkwoord | lack [lacked, lacking, lacks](be without, need, require) |
geduld hebben werkwoord | bear with(be patient with) |
geen nagel hebben om zijn gat mee af te krabben bijvoeglijk naamwoord | poor as a church mouse(very poor) |
gelijk hebben werkwoord | be right(be correct in one's judgement or statement about something) |
graag hebben werkwoord | like [liked, liking, likes](find attractive) |