Dutch-English dictionary »

dronken meaning in English

DutchEnglish
dronken bijvoeglijk naamwoord

befuddled(drunk)
adjective
[UK: bɪ.ˈfʌd.l̩d] [US: bə.ˈfəd.l̩d]

drunk [drunker, drunkest](intoxicated after drinking too much alcohol)
adjective
[UK: drʌŋk] [US: ˈdrəŋk]

drunken(In the state of alcoholic intoxication)
adjective
[UK: ˈdrʌŋkən] [US: ˈdrʌŋkən]

fucked-up(drunken)
adjective
[UK: fʌkt ʌp] [US: ˈfəkt ʌp]

inebriated(behaving as though affected by alcohol)
adjective
[UK: ɪ.ˈniː.brɪeɪ.tɪd] [US: ɪ.ˈniː.brɪeɪ.tɪd]

intoxicated(stupefied by alcohol)
adjective
[UK: ɪn.ˈtɒk.sɪk.eɪ.tɪd] [US: ˌɪn.ˈtɑːk.səˌk.e.təd]

worse for wear(Drunk)
adjective

dronkenschap substantief
{f}

drunkenness(state of being drunk)
noun
[UK: ˈdrʌŋkən nəs] [US: ˈdrʌŋk.ən.nəs]

inebriation(state or characteristic of drunkenness)
noun
[UK: ɪ.ˌniː.brɪ.ˈeɪʃ.n̩] [US: ɪ.ˌniː.brɪ.ˈeɪʃ.n̩]

als het kalf verdronken is werkwoord

close the stable door after the horse has bolted(to attempt to prevent a problem that has already occurred)
verb

bedronken bijvoeglijk naamwoord

fucked-up(drunken)
adjective
[UK: fʌkt ʌp] [US: ˈfəkt ʌp]

intoxicated(stupefied by alcohol)
adjective
[UK: ɪn.ˈtɒk.sɪk.eɪ.tɪd] [US: ˌɪn.ˈtɑːk.səˌk.e.təd]

kinderen en dronken mensen spreken altijd de waarheid phrase

in wine, there is truth(one tells the truth under the influence of alcohol)
phrase

stomdronken bijvoeglijk naamwoord

sodden(stupid as a result of drunkenness)
adjective
[UK: ˈsɒd.n̩] [US: ˈsɑːd.n̩]

stomdronken zijn werkwoord

sodden(to become soaked)
verb
[UK: ˈsɒd.n̩] [US: ˈsɑːd.n̩]

verdronken bijvoeglijk naamwoord

drowned(that has died by drowning)
adjective
[UK: draʊnd] [US: ˈdraʊnd]