Dutch-English dictionary »

deze meaning in English

DutchEnglish
deze bijvoeglijk naamwoord

former(first of aforementioned two items)
adjective
[UK: ˈfɔː.mə(r)] [US: ˈfɔːr.mər]

deze determiner
{m} {f}

these(plural of this)
determiner
[UK: ðiːz] [US: ðiːz]

deze determiner
{m}

thisdeterminer
[UK: ðɪs] [US: ðɪs]

dezelfde bijvoeglijk naamwoord

selfsame(precisely the same)
adjective
[UK: ˈself.seɪm] [US: ˈself.ˌsem]

very(the same; identical)
adjective
[UK: ˈver.i] [US: ˈver.i]

dezelfde bijvoeglijk naamwoord
{c}

same(not different as regards self; identical)
adjective
[UK: seɪm] [US: ˈseɪm]

dezer dagen bijwoord

nowadays(in the current era)
adverb
[UK: ˈnaʊə.deɪz] [US: ˈnaʊə.ˌdez]

; We sat on the bench asking ourselves if the bus would be too late this time. - We zaten op de bank ons afvragend of de bus deze keer te laat zou zijn. werkwoord

would(indicating a possible (but not definite) future action or state)
verb
[UK: wʊd] [US: ˈwʊd]

een ezel stoot zich geen tweemaal aan dezelfde steen phrase

once bitten, twice shy(one is cautious in the future if hurt in the past)
phrase

in dezelfde geest preposition

in the same vein(of similar kind)
preposition

in dezelfde trant preposition

in the same vein(of similar kind)
preposition

op dezelfde manier bijwoord

similarly(in a similar style or manner)
adverb
[UK: ˈsɪ.mə.lə.li] [US: ˈsɪ.mə.lər.li]

waar gaat deze bus naartoe? phrase

where does this bus gophrase

waar gaat deze trein naartoe? phrase

where does this train gophrase